Bar-Kochba (aramees bar-kokba': sterrezoon) was de leider van de opstand der joden tegen het romeinse gezag van 132-135. Zijn naam was ontleend aan de profetie in Nm 24, 17, daar velen, en daaronder vooraanstaanden als Akiba. in hem de verwachte messias begroetten. Zijn eigenlijke naam was Benof Bar-Koseba (op verschillende wijzen gespeld), zoals hij ook in de joodse bronnen herhaaldelijk vermeld wordt. Hij nam Jeruzalem in en liet munten slaan, die gedateerd zijn naar de bevrijding die hij bracht. Het meest uitvoerig over zijn optreden zijn wij geinformeerd door de historieschrijver Dio Cassius, terwijl Eusebius in zijn Kerkgeschiedenis (4, 6) de kritiek van de christelijke kerk op B. als pseudomessias laat horen. Onder zijn leiding hebben de opstandelingen kans gezien het romeinse leger grote afbreuk te doen, totdat Severus, die door keizer Hadrianus uit Britannië naar het strijdtoneel was geroepen, de weerstandsnesten één voor één ging uitroeien. Na de val van Bether was de strijd beslecht. Slechts enkele groepen aanhangers van B. handhaafden zich in grotten bij de Dode Zee.
In 1950 werden in een grot bij Murabba'aat voor het
eerst authentieke documenten met betrekking tot de
opstand van B. gevonden. Zij werden aangevuld met
teksten in het hebreeuws, aramees en grieks, die voor
den dag kwamen na groots opgezette expedities van
de archeologische dienst van Israël onder leiding
van Yigaël Yadin in 1960 en 1961. Deze brieven
van B. roepen het beeld van B. op als van een auto
ritaire persoonlijkheid met een sterke wil, die zijn
plannen met gestrengheid doorzette.
Lit. E. Schürer 1, 670-704. P. Benoit e.a., Les Grottes de
Murabba'at (Oxford 1961). Y. Yadin, New Discoveries in
the Judaean Desert (BA 24, 1961, 34-49). Id., Y. Yadin, More
on the Letters of Bar Kochba (ib. 24, 1961, 86-94). K. R.
Veenhof, Nieuwe vondsten in de Woestijn van Juda (Phoenix
9, 1963, 71-83).
[Beek]