Job (hebr. 'ijōb) is de naam van de hoofdpersoon in het naar hem genoemde bijbelboek. De betekenis blijft onzeker al is men verwante namen tegengekomen in de teksten van Mari, Alalach, Ugarit en El Amarna. Volgens Job 1,1 woonde hij in het land Us, dat niet gelokaliseerd kan worden en werd hij gerekend tot de 'zonen van qedem'. Nu is ook qedem (oosten) een woord dat in het OT een slechts vaag aanduidende betekenis heeft.
Merkwaardigerwijs noemt Ez 14,14,20 J. na Noach
en Daniël als één der rechtvaardigen, blijkbaar uit
een ver verleden. De cultuurhistorische achtergrond
van het verhaal rondom J. is die van welvarende
halfnomaden. Daar dit milieu door de eeuwen heen
hetzelfde bleef kan men hieruit geen conclusies
trekken wat betreft de periode waarheen het verhaal
de beproeving van de rechtvaardige J. verplaatst
heeft. Het is mogelijk dat in de naam de
klank is gehoord van 'de vijandig behandelde' (een
passivum van hebr. 'jb) en daarom uitgangspunt
werd van de probleemstelling rondom de rechtvaardige,
die het slachtoffer werd van een weddenschap
tussen God en de satan. [Beek]