Hebron

kaartHebron (hebr. hebrōn, volgens Noth (Josua): [plaats van] bondgenootschap), jongere naam van Kirjath-Arba ('de stad van vier', later geïnterpreteerd als 'de stad van Arba') dat genoemd wordt in Gn 23,2; 35, 27; Joz 14,15; 15,13.54; 20,7; 21,11; Ri 1,10; Neh 11,25, meestal met de verduidelijking 'dat is H.'. H. was een oude en belangrijke stadstaat in het zuidelijk deel van het gebergte van Juda, ten westen van de waterscheiding, volgens Nm 13,22 zeven jaar vóór Tanis gesticht, in de voor-israelitische tijd bewoond door Enakieten (Nm 13,22; Joz 11,21v; 14,6-15; 15, 13v; Ri 1,10). Gn23 passim; 25,10; 49,32; Nm 13, 29 noemen de voorisraelitische bewoners Hethieten, Joz 10,3 vermeldt een (amoritische) koning Hoham. H. was kalebitisch bezit (Nm 13,22; Joz 15,13v; Jdc 1,10), met een beroemd heiligdom (Mamre) en een grafstede (Makpela), waarmee de naam van de patriarchen verbonden was. De kalebitische nederzetting wordt in Joz 15,54; 20,7 bij Juda gerekend. Zij was inderdaad het voornaamste steunpunt van de uit allerlei negebitische elementen gevormde stam Juda, waar David een toevlucht vond voor Saul (1Sm 30, 31) en zich tot koning liet uitroepen (2Sm 2,1-4; 5, 1-5). In H. werd de aldaar met David over de aansluiting van Israel aan Juda onderhandelende Abner vermoord en begraven (2Sm 3,27 .32) en de moordenaar van Isbaäl opgehangen (2Sm 4,12). Toen David eenmaal zijn residentie naar Jeruzalem verplaatst had, slonk de betekenis van H. Toch kon Absalom zich nog in H. tot koning laten uitroepen (2Sm 15,7. 9). Na het schisma versterkte Rehabeam de stad (2Kr 11,5-12); na de verwoesting van Jeruzalem viel zij in handen van de Edomieten; Neh 11,25 vermeldt evenwel een judeese nederzetting in H. na de ballingschap. In IM 6,65 is H. idumees bezit, dat tijdelijk door Judas onderworpen werd. De oude naam is bewaard gebleven in het tegenwoordige el-halīl errahmān ('de vriend van de barmhartige', d.w.z. Abraham; vgl. Is 41,8; Jak 2,23), op 37 km ten zuiden van Jeruzalem aan de weg naar Berseba. De ligging van het oude H. is nog niet nauwkeurig vastgesteld.

Men zoekt de plaats van oudsher op de heuvel er-rumēdi, ten westen van el-halīl (de aldaar vastgestelde naam deer el-arba'īn herinnert aan Kirjath-Arba) of onder el-halīl (aldus Albright), of (wel ten onrechte) bij de rāmet el-halīl (Mamre), ten noorden van el-halīl (aldus Mader). In de stad el-halīl toont men het graf van de patriarchen, een door de mohammedanen fanatiek bewaakt heiligdom. De boven deze plaats gebouwde moskee is een omgebouwde basiliek uit de tijd der kruisvaarders, die zich boven een constructie uit de tijd van Herodes verheft. In de omgeving van Hebron wordt nog wijn verbouwd. In 1964 zijn weer nieuwe opgravingen begonnen (vgl. RB 72, 1965, 267-270). Zie afb. 59.


Lit. BRL 275-279. Abel 2, 345-347. Simons blz. 560. Vincent/ Mackay/Abel, Hébron: le Haram el Khalil (Paris 1923). [v. d. Born]


Afkortingen  Kaart