Luristan, onherbergzaam bergland in Zuidwest-Iran
langs de grens van Irak, ten noordwesten van Khuzistan
(het oude Elam). Deze tot voor kort grotendeels
nomadische streek bevat een aantal nederzettingen
uit de Bronstijd en ook uit de IJzertijd.
Sinds 1928 zijn vele bronzen voorwerpen uit graven
aan het licht gekomen en door verzamelaars of musea
gekocht. Pas sinds de zestiger jaren is door wetenschappelijke
opgravingen de bewoningsgeschiedenis
duidelijk geworden: blijkens de vondsten te Tepe
Guran werd er al in het 7e millennium vC in huizen
geleefd, landbouw en veeteelt bedreven en aardewerk
gemaakt; van het 4e tot het vroege 2e millennium
vC sloot de materiële cultuur van L. grotendeels
aan bij die van Elam en Mesopotamië. Karakteristiek
voor de 2e helft van het 3e millennium zijn
lange familiegraven met stenen muren en daken.
Mogelijk begon in die tijd reeds de exploitatie van de
bergweiden, waar zeker vanaf de IJzertijd 's zomers
een groot deel van de bevolking heentrok. In IJzertijd
I (ca. 1200-1000 vC) begon het gebmik van stenen
tweepersoonsgraven met deuren, die vaak later
geüsurpeerd werden. Ook begon de productie van
een aantal unieke typen van bronzen wapenen en
lijfsieraden, waaronder spelden, gestoken in kokers
geflankeerd door wilde bokken (wellicht een voorstelling
van de levensboom). Deze cultuur bloeide,
geheel geïsoleerd van de toenmalige beschavingscentra,
voort gedurende IJzertijd II (ca. 1000-700
vC), waarin men het ijzer als een waardevol metaal
naast het brons gebruikte. Monumentale gebouwen
ontbraken niet, getuige een burcht te Baba Jam en
een heiligdom te Surkh Dum-i Luri opgegraven.
In IJzertijd III (ca. 700-550 vC) stroornden tenslotte
vreemde invloeden L. binnen als gevolg van het opdringen
der iraans-sprekende stammen uit het noordoosten
en van veroveringen en volksplantingen, door
de Assyriërs ondernomen. Tot deze laatste fase van
locale cultuur behoren de meest bizarre speldenkokers,
met anorganisch aaneengevoegde menselijke
en dierlijke elementen.
Lit. E. F. Schmidt, The Second Holmes Expedition to L.
(Bulletin of the American Institute for Iranian Art and
Archaeology 5, 1938, 205-216). M. J. Mellink ed., Dark Ages
and Nomads c. 1000 B.C. (Istanbul 1964). J. Meldgaard e.a.,
Excavations at Tepe Guran. L. (Acta Archaeologica 34, 1964,
97-133). L. Vanden Berghe, Het archaeologisch onderzoek
naar de bronscultuur van L. Opgravingen in Pusht-i Kuh I
(Brussel 1968). R. H. Dyson, The Archaeological Evidence of
the Second Millennium B.C. on the Persian Plateau (Cambridge
Ancient History 2, cp 16, 1968). C. L. Goff, Excavations
at Baba Jam (Iran 6, 1968, 105-134; 5, 1967, 115-130; 8,
1970, 141-156). P. R. S. Moorey, Towards a Chronology for
the L. Bronzes (ib. 9, 1971, 113-130). C. L. Goff, L. before
the Iron Age (ib. 131-152). L. Vanden Berghe, Excavations
in Pusht-i Kuh, Iran. Tombs Provide Evidence om Dating
Typical L. Bronzes (Archaeology 24, 1971, 263-271).
[van Loon]