Marlik, grafveld hoog boven de pas van Rudbar, die
van de hoogvlakte van Iran naar de Kaspische Zee
leidt, en dichtbij de woonheuvel Pileh Qal'eh, waar
in de lagen 8 tot en met 12 een (uiteindelijk verbrande)
vesting uit dezelfde tijd als het grafveld
werd gevonden. Via het nabijgelegen Amlash is veel
materiaal, tot dezelfde cultuur behorend, op de
oudhedenmarkt gekomen.
In de grootste graven (ca. 15 m²) waren plaatselijke machthebbers op stenen bedden begraven met een schat aan gouden bekers, bronzen wapenen en rood of grijs gepolijste aardewerken tuitkannen, soms in de vorm van dieren of mensen. De kleinere graven van hun vrouwen en kinderen waren niet minder rijk aan sieraden, toiletgerei en bronzen of kleibeeldjes. Hun paarden waren in nog kleinere graven bijgezet.
De bronzen en aardewerken voorwerpen zijn kenmerkend
voor de iraans-sprekende stammen die zich
in de ijzertijd gaandeweg over heel Iran zouden verspreiden.
De oudste voorwerpen uit M. zijn een bronzen imitatie-houten
knotskop waarvan een duplicaat van
ca. 1500 vC behoorde aan een zoon van koning
Burnaburias I van Babylonië; ook behoort hiertoe
een zilveren tuitkan (in goud versierd) met de geflankeerde
leeuw-arend, die ca. 1375 vC verschijnt
op het zegel van koning Eriba-Adad I van Assyrië.
Verder zijn er zegels van glaspasta zoals men gebruikte
in het koninkrijk Mitanni, dat waarschijnlijk
ook een deel van West-Iran omvatte en ca.
1350 vC tot een einde kwam. Een en ander is aanleiding
voor sommige geleerden om het begin van
het met 'ijzertijd' aangeduide culturele complex in
Iran op ca. 1350 vC te stellen en rechtstreeks in verband
te brengen met de ineenstorting van het mitannische
koninkrijk.
Veelvuldiger zijn echter de parallellen die men kan
trekken tussen zegelstenen uit de graven van M. en
13e-eeuwse assyrische zegels en, meer in het bijzonder,
tussen de gevleugelde stieren met naar buiten
gewende kop op de fraaiste onder de gouden
bekers en de ivoren stieren die in de tweede helft
van de 13e eeuw vC het paleis van koning Tukulti-Ninurta
I van Assyrië tooiden. De stiervoorstellingen
op andere bekers zijn echter veel meer gestyleerd en
er zijn ook zegels van vroegneo-assyrische type op
M. gevonden, zodat de 53 bijzettingen op zijn minst
over drie eeuwen (1200-900 vC) moeten zijn verspreid.
Een en ander is van belang voor de datering
van 'Amlash' bronzen en aardewerk dat in vele collecties
aanwezig is.
Lit. Ezat O. Negahban, A Preliminary Report on M. Excavation
(Teheran 1964). Id., Notes on Some Objects from M.
(JNES 24, 1965, 309-327). [van Loon]