De H. (ook Churrieten, Horieten) vormen een van de belangrijkste cultuurvolken uit het oude Nabije Oosten, afkomstig uit de noordelijke bergzone en sprekers van een niet-semitische en niet-indo-europese taal.
(I) Geschiedenis. Tijdens de laatste eeuwen van het 3e millennium vC waren de H. reeds aanwezig in de streek van Mardin in Zuidoost-Turkije (geografisch behorend tot het gebied van Noord-Mesopotamië). Gewoonlijk neemt men aan, dat hun kernland uit het armeense bergland bestond. In mesopotamische teksten uit de tijd van de dynastie van Akkad worden reeds enkele hurritische namen en glossen aangetroffen. Tijdens de Ur III-periode ondernamen de koningen van Ur veldtochten tegen hurritische groepen in het gebied ten oosten van de Tigris. Gedurende het begin van het 2e millennium hebben de H. zich over grote delen van Zuidoost-Anatolië en Noord-Mesopotamië uitgebreid. Ook Noord-syrië en in de 15e eeuw vC zelfs Palestina vielen tijdelijk binnen het gebied van de hurritische expansie. Tijdens het oud-hethitische rijk (Hethieten) bestreden de hethitische koningen hurritische tegenstanders. Een onbewezen probleemstelling ten aanzien van de Hyksos impliceert dat deze invasie door hurritische migraties in beweging gebracht zou zijn en naast amoritische ook hurritische componenten omvat zou hebben.
Vóór het midden van het 2e millennium oefende een indo-arische heerserskaste een zekere mate van gezag uit over delen van het hurritische gebied (in een te Hattusas gevonden staatsverdrag worden de godennamen Mitra, Varuna, Indra en de Nasatja's vermeld; koningen en andere leden van de adel, de z.g. marjannu, dragen indo-arische namen; technische termen in een handleiding voor het trainen van paarden, wederom in Hattusas gevonden, zijn aan het indo-arisch ontleend). Deze indo-arische kern, die naar de gangbare opvattingen misschien een tijdelijke militaire superioriteit ontleende aan de introductie van de door paarden getrokken strijdwagens, heeft een nieuwe impuls gegeven aan de hurritische machtsuitbreiding. Deze indo-europese nieuwkomers hebben zich snel geassimileerd aan het hogere beschavingspeil van het oude Nabije Oosten in het algemeen.
De belangrijkste politieke kristallisatie van de hurritische
macht kwam tot stand in het rijk van
Mitanni
(van vóór 1500 tot 1350 vC). Dit rijk strekte
zich uit van Alalach aan de syrische kust in het
westen tot Nuzu (Nuzi) in de streek van het huidige
Kirkuk in het oosten. Waarschijnlijk werd de dynastie
gesticht door Suttarna I. In de eerste helft
van de 15e eeuw ontwikkelde zich een machtsstrijd
met Egypte. In het 8e jaar van
Thutmosis III drong
het egyptische leger tot het gebied van Aleppo en
Karkemis door en trok over de Eufraat. Mogelijkerwijs
was het Mitanni-rijk (tot deze egyptische expansie)
de sterkste macht van het oude Nabije
Oosten. De hoofdstad Wassukanni werd tot nog toe
nog niet geïdentificeerd. Daarom moet men de geschiedenis
van dit rijk nog reconstrueren uit elders
gevonden teksten, voornamelijk de
Amarnabrieven,
maar tevens uit de historisch getinte inleidingen
van staatsverdragen die in Hattusas gevonden zijn.
Na de bovengenoemde machtsstrijd met Egypte
groeide er (misschien onder invloed van de groeiende
hethitische dreiging) een betere verstandhouding
met Egypte (uit de Amarna-correspondentie blijkt
de aanwezigheid van Mitanni-prinsessen aan het
egyptische hof). Saussatar (ca. 1450 vC) veroverde
Assur, dat geruime tijd onder bestuur van Mitanni
bleef. In teksten uit de tijd van Suppiluliumas I, de
grote hethitische veroveraar, wordt behalve over
Tusratta, koning van Mitanni (ca. 1390-1350 vC)
ook over Artatama II, koning van het H.-land gesproken.
Het is mogelijk, maar niet noodzakelijk om
het bestaan van twee afzonderlijke rijken te postuleren;
misschien ook betwistten twee protagonisten
elkaar de hegemonie in het rijk. Tussen Tusratta en
Suppiluliumas ontstonden een aantal conflicten. Uiteindelijk
slaagde Suppiluliumas I erin, de macht van
Mitanni definitief te breken. Een prins uit de Mitanni-dynastie
werd als vazal van de hethitische
koning op de troon gebracht. Vooral Assur profiteerde
van het machtsvacuum; tijdens de eerste helft
van de 13e eeuw vC werd een nog bestaande reststaat
definitief bij het assyrische gebied gevoegd.
Koningen van de Mitanni 1500 - 1245 vC |
|
---|---|
Kirta | 1500-1490 vC |
Suttarna I | 1490-1470 vC |
Baratarna | 1470-1450 vC |
Parsatatar | 1450-1440 vC |
Sausattar | 1440-1410 vC |
Artatama | 1410-1400 vC |
Suttarna II | 1400-1385 vC |
Artapumara | 1385-1380 vC |
Tusratta | 1380-1350 vC |
Mattivaza | 1350-1320 vC |
Sattuara I | 1320-1300 vC |
Vapasatta | 1300-1280 vC |
Sattuara II | 1280-1270 vC |
De studie van het hurritisch ('Mitanni-taal' is ook als aanduiding gebruikt) begon in 1890 met drie gelijktijdig in hetzelfde tijdschrift verschenen artikelen van P. Jensen, R. Brünnow en A. H. Sayce. Gedurende de eerste decennia van deze eeuw werkte F. Bork op basis van de onbewezen en naar thans gebleken is onhoudbare hypothese van een verwantschap met het elamitisch en de kaukasische talen. B. Hrozny (1920) en E. Forrer (1919, 1922) ontdekten de identiteit met de taal die als hurlili in de hethitische teksten wordt aangeduid. Deze identiteit werd bepalend voor de 'naamgeving'. Het standaardwerk is thans E. A. Speiser, Introduction to Hurrian (1941).
(III) Cultuur. Het is nog te vroeg om tot een afgewogen
oordeel over de hurritische cultuur te komen.
Dit klemt des te meer, omdat in het verleden de
term 'hurritisch' wel eens te gemakkelijk gebruikt
is als een samenvattende noemer, waarop alle externe,
niet duidelijk sumero-akkadische factoren samengebracht
konden worden in een schematisch
contrast tussen een noordelijke bergzöne en een mesopotamisch
vlakte gebied. Een nog niet opgelost probleem
is bv. het nog onduidelijke onderscheid tussen
hethitische en hurritische beeldende kunst. Toch staat
thans reeds vast dat de H. enerzijds veel cultuurgoed
van Mesopotamië hebben overgenomen (bv. het gebruik
van het spijkerschrift, de hurritische versie van
het Gilgames-epos, mythe van Kumarbi over de
machtsstrijd tussen de godengeneraties) en dat anderzijds
de hurritische invloed op de hethitische beschaving
van het Nieuwe Rijk zeer aanzienlijk geweest is
(Hethieten). Maar een aantal geleerden onderkent
ook in de assyrische beschaving van latere eeuwen
sporen van een hurritische beïnvloeding op de punten
van architectuur, kunst en religie. Wanneer men
zich laat leiden door de hurritische leenwoorden die
in andere talen van het oude Nabije Oosten zijn
overgegaan, lijkt het voor de hand te liggen dat de
hurritische metaalnijverheid (termen met betrekking
tot de wapenrusting) en textielindustrie van belang
geweest zijn.
Lit. A. Goetze, Hethiter, Churriter und Assyrer (Oslo 1936).
I. J. Gelb, Hurrians and Subarians (Chicago 1944). E. A.
Speiser, Introduction to Hurrian (New Haven 1941). De desbetrefjende
hoofdstukken in de CAH fase. 33 (O. R. Gurney)
en 37 (A. Goetze). H. Otten (in Die Altorientalischen Reiche,
2, Fischer Weltgeschichte, Frankfurt 1966).
[Houwink ten Cate]