Karkemis, stad in het huidige turks-syrische grensgebied
aan de Eufraat, waar in de jaren
1878, 1881, 1911-14 en 1920 engelse opgravingen
hebben plaatsgevonden. Al in de Mari-tijd
(18e eeuw vC) was K. een bloeiende handelsstad. In
en vanaf deze periode moet K. binnen de hurritische.
invloedssfeer zijn geraakt, terwijl de stad ook van
het Mitanni-rijk deel moet hebben uitgemaakt.
Na de verovering door de hethitische koning
Suppiluliumas I werd de stad de traditionele zetel
van een hethitische 'onderkoning', wiens macht door
de documentatie van Ugarit duidelijk wordt geillustreerd.
De eerste vorst in deze reeks was Piyassilis,
een zoon van Suppiluliumas, die behalve met
de naam Piyassilis ook als Sarri-Kusuh wordt aangeduid;
de eerste der beide namen is hethitisch, de
tweede hurritisch. Men vermeldt dat de stad in de
tijd van de zeevolkerentocht zou zijn verwoest. De
godin Kubaba werd in K. bijzonder vereerd. Bij
de opgravingen zijn tot nu toe wel architectonische
resten (bv. de muur en de zuid- en de westpoort van
de binnenstad), maar nog geen belangrijke vondsten
uit de periode van het tweede millennium aan het
licht gekomen. De kunst van K. in de tijd van het
nieuw-hethitisch rijk wordt tot op dit moment nog
slechts vertegenwoordigd door de kleine koningsfiguurtjes
van goud, en van lapislazuli en steatiet in
zettingen van goud, die in een laat (7e eeuws) crematiegraf
binnen de stadsmuren gevonden zijn (op
dit moment in het British Museum) en door de
zegelafdrukken op officiële documenten uit Ugarit,
die van de kanselarij in K. zijn uitgegaan.
Door Orthmann worden de reliëfs thans in 5 groepen
verdeeld: I = de reliëfs van de 'Water Gate';
II = de reliëfs van de 'Herald's Wall'; III = 'Long
Wall of Sculpture' en 'Processional Entry'; IV =
'Royal Buttress'; V = Poortgebouw van de 'Great
Staircase'. In het algemeen is er sprake van een
vloeiende en stilistisch begrijpelijke overgang tussen
de verschillende groepen; slechts de fasen III en IV
onderscheiden zich door een meer geprononceerd
verschil, dat een zekere breuk in de traditie suggereert.
Lit. D. G. Hogarth, C. L. Woolley e.a., Carchemish 1-3
(London 1914/1921/1952). E. Laroche, Catalogue des textes
hittites (Paris 1971, nrs. 57, 122; spijkerschrift-teksten). P.
Meriggi, Manuale di Eteo Geroglifico 2, Testi-la Serie (Incunabula
Graeca 14, Roma 1967, 19-36, 41-45, 53-69, 112-116;
een selectie van hiër.-luwische teksten). W. Orthmann,
Untersuchungen zur späthethitischen Kunst (Bom 1971,
passim, reliëfs). W. Orthmann (ib. 185-191; geschiedenis).
[Houwink ten Cate]