Mendes (Μένδης), griekse naam van een stad in het noordoosten
van de Delta, in het egyptisch Dd.t, de metropool
van de 16e beneden-egyptische gouw.
De locale god was een ram
(Chnum), die door de
Grieken als een geitebok wordt beschreven. Een
latere naam was Pr-b3-nb-Dd.t 'Huis van de ram
(later: van de ziel, ba), de Heer van Djedet'. Hij
wordt in het assyrisch getranscribeerd met Pi- of
Binteti, waaraan in het grieks Ἐσ-βενδητις 'Hij, Zij
die behoort aan B.' beantwoordt. Deze theophore
naam bewijst dat, door het samenvallen van Pr en
b3, dezelfde vorm evenzeer de god als de stad kon
aanduiden, zoals dit ook het geval is met de verkorte
naam M. bij Herodotus 2,42 en 46.
Onder de ethiopische dynastie (8e-7e eeuw vC) en onder de Assyriërs vormde M. een apart vorstendom, dat tot plaats van handeling diende van een deel van de demotische Petubastisroman. Hier werden verkoolde griekse papyri gevonden (K. Preisendanz, Papyrusfunde und Papyrusforschung, Leipzig 1933). Van 1964 tot 1966 werden drie opgravingscampagnes ondernomen door het Institute of Fine Arts of New York University samen met het Brooklyn Museum e.a. Uit M. stamde de stichter van de 29e dynastie (398-378 vC), Nepherites I.
Vlak ten zuiden van M. ligt Thmuis (betekent 'het
nieuw gewonnen land'), dat in de romeinse tijd gouwmetropool
werd i.p.v. M. De ruïnes
van M. liggen onder de Tell el-Rub'a, die van Thmuis
onder de Tell Timai. Ten noorden ligt een groot dorp
dat nu Tmai el-Amdid heet, doch vroeger Tmai wa
el-Mondïd genoemd werd.
Lit. Porter/Moss 4, 35-37. H. Kees (PRE 15, 780-784; 6A,
294-296). Gardiner 2, 150*-152*. J. Yoyotte (Bulletin du
Groupe Linguistique d'Études Chamito-Sémitiques 9, 1960-1963,
6-8). Voorlopige verslagen over de opgravingen: D. P.
Hansen, Mendes 1964 (Journal of the American Research
Center in Egypt 4, 1965, 31-37). Id./Chr. L. Soghor/E. L.
Ochsenschlager, Mendes 1965 and 1966 (ib. 6, 1967, 5-51).
[Vergote]