1. veniam = laten wij gaan (adhortativus)
2. (utinam) verum sit = moge het waar zijn (optativus)
3. quid faciam? = wat moet ik doen? (dubitativus)
4. dicat quis = men zou kunnen zeggen (potentialis) (alleen bij dichters)
1. vellem = ik zou willen (irrealis v.h.heden)
2. utinam amicus adesset = och mocht mijn vriend hier zijn, was mijn vriend maar hier (optativus)
(NB utinam is verplicht!)
3. crederes = men had kunnen geloven (potentialis) (alleen bij dichters)
1. ne intraveritis = treedt niet binnen (prohibitivus)
2. dixerit quis = men zou kunnen zeggen (potentialis) (alleen bij dichters)
1. fecissem = ik zou het gedaan hebben (irrealis v.h.verleden)
2. utinam haec fecissem = och mocht ik dit gedaan hebben, had ik dit maar gedaan (NB utinam is verplicht!)
Alleen in Bijzinnen! (rogo quis facturus sit = ik vraag wie het zal doen)