Aristides (Ἀριστείδης) van Athene, apologeet, schrijver van een
verdediging van het christendom, gericht tot keizer
Hadrianus,
de oudst bewaarde apologie (zie Eusebius,
Historia ecclesiastica 4,3,3: de filosoof A.). Deze
apologie werd in 1889 door Rendel Harris in een
syrische vertaling ontdekt in het Catharinaklooster
op de Sinaï, waarna men constateerde dat de griekse
tekst reeds voor het grootste gedeelte bekend was
als c. 26-27 van de 'Vita Barlaam et Joasaph', die op
naam staat van Johannes Damascenus. Er bestaan
ook griekse papyrusfragmenten en een armenisch
brokstuk van deze apologie. In c. 1-14 vinden we
een polemiek tegen de barbaren, grieken en joden,
de 'drie geslachten'. C. 15-17 spreekt over leven en
leer van de christenen, het 'vierde geslacht', waarin
de geschiedenis haar vervulling vindt. Zijn filosofische
kennis putte A. uit een populair-filosofisch
handboek. Hoewel zijn stijl vrij onbeholpen is en de
ordening de vereiste helderheid mist, kan men in
het werk toch een zekere prestatie zien. Volgens
sommigen is A. ook de schrijver van de z.g. Diognetusbrief.
Lit. B. Altaner (RAC 1, 652-654). - R. Harris/J. A. Robinson,
Texts and Studies 1,1 (Cambridge 1893; syrische en
griekse tekst). J. Geffcken, Zwei griechische Apologeten
(Leipzig 1907) 1-96. G. Krüger (ThLZ 49, 1924, 47v; papyrusfragment
van de griekse tekst). BKV² 12 (1913) 25-54 (duitse
vertaling). Quasten, Patrology 1, 191-195. [Bartelink]