Papsukkal, babylonische god, 'vizier der grote goden'
genoemd, bekend geworden omdat men de in
de fundamenten van tempels aangebrachte apotropaeische
terracotta beeldjes met hem identificeerde.
Deze 10 tot 20 cm hoge beeldjes, een met een mantel
beklede, gebaarde en met hoornmuts getooide figuur
voorstellend, die in zijn rechterhand een knots
draagt, blijken op grond van een in 1973 gepubliceerd
ritueel de god Nirfsubur of Ilabrat voor te
stellen, die in godenlijsten een enkele keer met P.
gelijkgesteld wordt. De figuurtjes, die via een inscriptie
op hun rug getypeerd worden als 'de leider,
die alle stormen bedwingt', zijn vooral in de fundamenten
van nieuw-babylonische tempels aangetroffen,
speciaal midden onder het podium, waarop het
godenbeeld troonde.
Lit. G. Martiny, Das stabhaltende Tonmännchen in den Ziegelkapseln
babylonischer Tempeln (Jahrbuch für kleinasiatische
Forschung 3, 1953, 235-243). R. S. Ellis, 'Papsukkal'
Figures beneath the Daises of Mesopotamian Temples (RA
61, 1967, 51-61). R. Borger, Tonmännchen und Puppen (BiOr
30, 1973, 176-183).
[Veenhof]