Cassianus (Johannes) leefde ca. 360-ca. 435. Misschien is hij in Scythia Minor (Dobroedsja) geboren (volgens Gennadius: natione Scytha). Als jongen kwam hij in een klooster bij Bethlehem en ca. 385 bij egyptische monniken. Johannes Chrysostomus wijdde hem in Constantinopel tot diaken en zond hem naar paus Innocentius 1 (404). Omtrent 415 stichtte hij bij Marseille twee kloosters. Zijn geschriften zijn voor het monachisme in het westen van grote betekenis geweest. In De institutis coenobiorum et de octo principalium vitiorum remediis bespreekt Cassianus in de eerste 4 boeken de regels van de kloosters in Egypte en Palestina, in de volgende de acht hoofdfouten waartegen de monnik moet strijden. Cassianus heeft op verschillende kloosterregels uit het westen, bv. die van Benedictus, invloed uitgeoefend.
De Collationes Patrum bevatten (waarschijnlijk gefingeerde)
gesprekken met de bekendste egyptische
kluizenaars. Door zijn theorieën in Collatio 13
werd C. de vader van het semipelagianisme. De
stichtende inhoud van de Collationes heeft ze tot
dikwijls aanbevolen lectuur gemaakt (Benedictus,
Cassiodorus, Gregorius de Grote, Johannes Climacus).
Lit. Editie: MPL 49v. M. Petschenig, CSEL 13 en 17 (1886/
88). - Bardenhewer 558-565. Cabrol (DAL 2, 2348-2357).
M. Olphe-Galliard (Dict. Spiritualité 2, 214-276). O. Abel,
Studien zu J. C. (München 1904). L. Cristiani, Jean Cassien
ou la spiritualité du désert (St.-Wandrille 1946). O. Chadwick,
John Cassian. A Study in Primitive Monasticism (Cambridge
1950).
[Bartelink]