Thascius Caecilius Cyprianus werd tussen 200 en 210 nC, waarschijnlijk te Carthago, uit een welgestelde heidense familie geboren. Aanvankelijk retor, ging hij in 246 tot het christendom over en werd in 248/49 bisschop van Carthago. Gedurende de vervolging van Decius hield hij zich in de omgeving van de stad verborgen. Na de vervolging ontstonden moeilijkheden over de wederopname van degenen die hun geloof verloochend hadden. C. verlangde van hen een strenge boete, hetgeen tot een schisma aanleiding gaf. Sedert 255 werd gestreden over de geldigheid van de ketterdoop. C. aanvaardde de geldigheid van deze doop niet en kwam daardoor in conflict met Stephanus, de bisschop van Rome. Tijdens een vervolging werd C. op 14 september 258 te Carthago onthoofd.
Bronnen voor zijn leven zijn de (historisch onbetrouwbare) Vita, waarschijnlijk van de hand van de diaken Pontius, de Acta proconsularia die op protocollaire notities berusten, en de brieven van C., die tal van gegevens bieden over zijn praktijk als zielzorger. De geschriften van C. zijn voomamelijk door de praktijk bepaald. Hij ontleende menige gedachte aan Tertullianus, maar volgde hem niet in zijn extremisme. Zijn stijl is ook veel rustiger en evenwichtiger; het christelijk taalgebruik blijkt sedert Tertullianus reeds zeer geëvolueerd. De werken van C. werden bijzonder veel gelezen, ook in de middeleeuwen, en zijn in tal van handschriften bewaard.
In Ad Donatum, geschreven kort na zijn doop, beschrijft C. zijn innerlijke omkeer. Quod idola dii non sint (waarvan de echtheid dikwijls bestreden is) verdedigt de christenen tegen het verwijt dat zij de oorzaak zijn van de rampen in de wereld; evenzo Ad Demetrianum. Een groot aantal bijbelteksten zijn bijeengebracht in Testimoniorum libri III ad Quirinium (betreffende de polemiek tegen de joden, christologie en christelijke deugden). Bijbelteksten ter bemoediging in de vervolgingen verzamelde C. in Ad Fortunatum de exhortatione martyrii (belangrijk getuigenis voor de oudlatijnse bijbeltekst).
Het traktaat De ecclesiae unitate bestrijdt het schisma van Novatianus te Rome. C. accentueert sterk de eenheid van de kerk. De bisschop van Rome is als opvolger van Petrus de basis van deze eenheid, maar hij is niet meer dan primus inter pares. De bisschop is onafhankelijk van zijn diocees en slechts verantwoording schuldig aan God. Het traktaat De lapsis bespreekt het probleem van de afval tijdens de vervolging. Andere werken zijn: De habitu virginum (tegen de pronkzucht van godgewijde maagden), De dominica oratione (commentaar op het Onze Vader), De bono patientiae, De mortalitate (troost tijdens een pestepidemie) en De opere et eleemosynis (opwekking tot weldoen).
De briefverzameling van C. bevat 81 stukken, waaronder 16 aan hem of aan de clerus van Carthago gericht. Deze brieven hebben grote waarde voor de geschiedenis van zijn tijd.
Verschillende geschriften werden ten onrechte aan
C. toegeschreven, o.a. Adversus aleatores (een preek
tegen dobbelspel, in vulgair-latijn) en De pascha
computus (verbetering van de paas-cyclus van Hippolytus).
Lit. Uitgaven: MPL 4, G. Hartel (CSEL 3,1-3), L. Bayard,
St-Cyprien. Correspondance. Texte et traduction 1-22 (Paris
1933). - Bardenhewer 2,442-517. A1taner/Stuiber 172-181.
Quasten 2,344-383. A. d'Alès, La théologie de St-C. (Paris
1922). H. Koch, Cyprianische Untersuchungen (Bonn 1926).
H. Koch (verschillende artikelen in Ricerche religiose van
1929-1933 over het voortleven in de oudchristelijke literatuur).
D. Sullivan, The life of the North Africans as revealed in the
works of St.C. (Washington 1933). B. Poschmann, Ecclesia
principalis (Breslau 1933). J. Schrijnen/C. Mohrmann, Studien
zur Syntax der Briefe Cyprians 1-2 (Nijmegen 1936/37).
H. Janssen, Kultur und Sprache in der alten Kirche (Nijmegen
1938). J. Ludwig, Der hl. Märtyrerbischof C. (München
1951). J. Capmany, 'Miles Christi' en la espiritualidad
de S.C. (Barcelona 1956). J. N. Bakhuizen van den Brink, C.
van Carthago (Amsterdam 1958). M. Bénevot, The tradition
of manuscripts. A Study in the transmission of St. Cyprians
treatises (London 1961). [Bartelink]