Proquaestor, bij de Romeinen
ambtstitel voor de functionaris die in een romeinse provincie
de functie van quaestor uitoefende zonder quaestor
te zijn. De toeneming van het aantal provincies in
de 3e en 2e eeuw vC maakte het onmogelijk het
bestuur daarvan aan fungerende ambtenaren toe
te vertrouwen. Een promagistratuur bood uitkomst:
na afloop van hun ambtsperiode werd aan een quaestor
door prorogatio imperii (= verlenging van de macht) het proquaestoraat verleend.