Quaestor

Quaestor, laagste romeinse patricische magistraat. Zijn ambt (quaestura) zou nog uit de koningstijd stammen, maar dat is onwaarschijnlijk. Reeds de Leges XII tabularum (450 vC) kennen echter quaestores parricidii, belast met het onderzoek naar verwantenmoord. De quaestores aerarii daarentegen hadden het toezicht op de staatskas en het archief. De quaestuur vormde de eerste trap van de cursus honorum en vereiste een minimum leeftijd van 30, later 25 jaar. De keuze van de quaestoren, die magistratus ordinarii minores en dus sine imperio waren, ging in 449 vC van de consuls, met wie zij oorspronkelijk nauw verbonden waren, over op de comitia tributa. Als patricische magistraten (magistratus) hadden zij het ius auspiciorum. In 421 vC kregen ook de plebejers toegang tot het ambt en werd het aantal quaestoren verdubbeld tot vier: twee quaestores urbani zorgden voor de stad, de twee andere begeleidden de consuls te velde. Vier nieuwe quaestoren (classici) werden in 267 vC belast met de verzorging van de vloot. Een quaestor Ostiensis zag toe op de aanvoer van graan voor Rome. Met het verwerven van provincies werd de functie van quaestor provincialis geschapen; in senaatsprovincies stonden zij de stadhouder ter zijde in financiële zaken, spraken recht op handelsgebied en konden de gouverneur vervangen. Hun provincies werden door de senaat aan- en door het lot toegewezen, zij het met inspraak van de stadhouder.
Onder Sulla steeg het aantal quaestoren tot twintig, naar welk aantal Augustus - na een verhoging door Caesar tot veertig - weer terugkeerde. De q. was intussen vooral een financieel ambtenaar geworden. Vanaf 38 vC werd elke consul bij de leiding van de senaat door twee quaestoren bijgestaan. Later lazen twee quaestores Augusti in dat college de voorstellen van de keizer voor. Onder Constantijn werd de quaestuur een ereambt met als taak de inrichting van spelen. Een quaestor sacri palatii fungeerde toen als minister van justitie. Nog in 535 creëerde Justinianus vijf quaestores exercitus voor het provinciaal bestuur, en in 539 een quaestor urbis voor Constantinopel.

Lit. G. Wesener (PRE 24, 801-827). - Th. Mommsen, Römisches Staatsrecht 2² (Leipzig 1877) 511-559. K. Latte, The Origin of the Roman Quaestorship (Transactions and Proceedings of the American Philolopical Association 67. 1936, 24-33 = Kleine Schriften, München 1968. 359-366). T. R. Broughton, The Magistrates of the Koman Republic 1-3 (New York 1951-1960). [A. J. Janssen]


Register