Augures, naam van het college dat in Rome belast
was met het augurium of auspicium. De
oorsprong van de augur lag waarschijnlijk in de koningstijd,
toen het college drie leden, onder wie de koning, geteld zou
hebben. De lex Ogulnia verhoogde in 300 vC het aantal tot negen, van wie er
vijf plebejers moesten zijn; sinds Sulla waren er 15,
sinds Julius Caesar 16 augures. Het college heeft bestaan
tot in de 4e eeuw nC.
Aan het hoofd stond tijdens de republiek de pontifex
maximus, sinds 12 vC de keizer. Het ambt van
augur, dat om zijn betekenis voor het politieke leven
zeer in trek was, werd alleen verleend aan burgers
die zich op bijzondere wijze verdienstelijk hadden
gemaakt voor de gemeenschap; dezen bekleedden
het voor het leven. Vacatures werden oorspronkelijk
aangevuld door coöptatie, sinds de lex Domitia de
sacerdotis (104vC) stelde het college candidaten,
uit wier midden 17 door het lot aangewezen
tribus
een keuze maakten. De onderscheidingstekenen van
de augur waren de trabea, een
toga met purperen strepen,
en de lituus, een 'kromstaf zonder knoesten.
[Nuchelmans]