Cursus honorum of certus ordo magistratuum heette
bij de Romeinen de wettelijk geregelde volgorde
waarin de burgers de openbare ambten konden bekleden.
Nadat deze zich voor een deel uit het gewoonterecht
ontwikkeld had, werd zij in 180 vC door
de Lex Villia annalis, ingediend door de volkstribuun
Lucius Villius, en in 81 vC door een Lex Cornelia,
ontworpen door Sulla,
wettelijk geregeld; welk aandeel
elk van beide wetten in de regeling, die ook
voorschriften inzake de minimumleeftijd en de
tussenruimte tussen de bekleding van twee ambten bevatte,
heeft gehad, is niet nauwkeurig bekend. De
volgorde was: quaestuur, aediliteit,
praetuur, consulaat;
de minimumleeftijden waren in de 1e eeuw vC
resp. 30, 37, 40 en 43; tussen de bekleding van twee
ambten moest minstens een periode van twee jaar
verlopen. Op de ambten van censor
en dictator was
de cursus honorum niet van toepassing; daarvoor kwamen
gewoonlijk slechts oud-consuls in aanmerking.
Toen de keizers de bevoegdheid kregen om bepaalde
ambten als eretitel te verlenen, werd nochtans
bij bevorderingen gewoonlijk aan de cursus honorum de hand gehouden.
Lit. A. Astin, The Lex Annalis before Sulla (Coll. Latomus
32, Bruxelles 1958). G. Rögler, Die Lex Villia Annalis (Klio
40, 1962, 76-123). [Nuchelmans]