Aediel

Aediel (latijn: aedilis), naam van de romeinse magistraat van 'publieke werken'. Oorspronkelijk was de aediliteit een instelling van de plebejische bevolkingsgroep met moeilijk vast te stellen taak: assistentie van de volkstribunen? beheer van de aedes Cereris, de tempel van Ceres, en het daar bewaarde archief der plebejers? Sinds 366 vC werden naast de twee uit en door de plebejers gekozen aediles plebis jaarlijks door de comitia tributa twee aediles curules gekozen, waarvoor ook patriciërs in aanmerking kwamen. Alleen de aedilis curulis bezat een bepaalde rechtsmacht (potestas, geen imperium) en genoot daarom het voorrecht van de sella curulis. De ambtelijke taak van de aediel, de plebejische zowel als de curulische, omvatte:

1. de cura urbis: het toezicht op openbare gebouwen, straten, verkeer, herbergen, brandweer, waterleidingen en begrafenissen.

2. de cura annonae: de zorg voor de aanvoer van levensmiddelen en voor de markten (controle op prijzen, kwaliteit, maten en gewichten). In 44 vC belastte Caesar met de cura annonae twee aediles Ceriales, waardoor het aantal aedielen tot zes steeg.

3. de cura ludorum sollemnium: de organisatie en bekostiging van de openbare feestelijkheden en spelen.

Vooral in deze laatste functie kon de aedilis zich populariteit verwerven en zijn verkiezing tot een hoger ambt voorbereiden. In de cursus honorum had de aediliteit geen voorgeschreven vaste plaats, maar gewoonlijk werd zij bekleed tussen de quaestuur en de praetuur. De jurisdictie van de aedilis curulis beperkte zich tot marktgeschillen en vergoedingen van schade, veroorzaakt door wilde dieren; zijn tribunaal bevond zich op het forum. Bij de aanvang van hun ambtsjaar vaardigden de aedilis een edictum aedilicium uit; deze edicten zijn van grote betekenis geweest voor de vorming van het privaatrecht. In de keizertijd werden de bevoegdheden van de aedilis sterk beperkt door de instelling van nieuwe keizerlijke ambten.
Soortgelijke ambten als de aediliteit bestonden in de meeste andere steden van het Rijk (duoviri aedilis).


Lit. Th. Mommsen, Das römische Staatsrecht 24 (1952) 470vv. H. Siber, Die plebejischen Magistraturen (1936). G. Impallomeni, L'editto degli edili curuli (1955). [Nuchelmans]


Register