Wetten der twaalf tafelen

wetWetten der twaalf tafelen (Leges XII tabularum), oudste codificatie van het romeins recht. Voor 431 vC kende Rome geen schriftelijk vastgelegde wetten. De overlevering plaatst de overigens nog veel onduidelijkheden bevattende ontstaansgeschiedenis hiervan in het kader van de standenstrijd tussen patriciërs en plebejers. Al in 462 vC eiste de volkstribuun Gaius Terentilius Arsa de optekening van het bestaande gewoonterecht, waarvan de kennis tot dan toe beperkt was gebleven tot de pontifices ten voordele van de patriciërs. Ondanks het verzet van dezen werden drie burgers voor een studie naar Griekenland gezonden. Na hun terugkeer werden in 451 vC tien mannen gekozen en met de hoogste macht bekleed (decemviri consulari imperio legibus scribundis) om de wetten te formuleren en op te tekenen en de patricische voorrechten te niet te doen. Dit uitsluitend uit patriciërs bestaande college werkte tien wetstafels uit. Wat overbleef viel hun opvolgers in 450, waaronder nu ook plebejers toe.

Zij konden hun taak echter niet voleinden, omdat zij door het wangedrag van een van hen tegenover Verginia ten val werden gebracht. De twaalf intussen klaargekomen tafels werden na aanvaarding door de comitia centuriata op brons of hout op het Forum opgesteld. Bij de brand van 387 vC gingen zij echter verloren. Uit ca. 128 fragmenten en citaten bij antieke schrijvers kunnen zij echter voor een derde deel gereconstrueerd worden. Ofschoon moderne critici de authenticiteit wel in twijfel hebben getrokken, wordt heden, evenals in de oudheid, de echtheid in het algemeen wel erkend. In hoeverre de decemviri hun codificerende en legislatieve taak hebben kunnen uitvoeren, is niet duidelijk. De archaïsche en beknopte taal van een aantal passages is evenmin steeds helder.

De Wetten bevatten bepalingen op elk gebied van het recht. De tafels I, II en III betreffen het burgerlijk procesrecht, IV en V het familierecht, VI en VII handelen over zaken- en burenrecht, VIII en IX over strafrecht, X over sacraal recht, waarna XI en XII nog aanvullingen geven. De W. vormden het begin van de ontwikkeling van het romeinse recht en werden nooit afgeschaft. Latere interpretatie bouwde erop voort. Ca. 200 vC schreef Sextus Aelius Paetus Catus een commentaar op de W. In de 2e eeuw nC werd hij hierin nagevolgd door Gaius. N og ten tijde van Cicero moesten schooljongens de Wetten van buiten leren. Livius bestempelt ze enigszins overdreven als fons omnis publici privatique iuris ('bron van alle publiek en privaat recht'). Ofschoon vele bepalingen later achterhaald werden, bleven sommige fundamentele regels tot de tijd van Justinianus van kracht.


Lit. Livius 3, 31-36. - Uitgaven: R. Scholl, Legis duodecim tabularum reliquiae (Leipzig 1866). S. Riccobono/J. Baviera N. Arangio Ruiz, Fontes iuris romani anteiustiniani 1 (Florence 1941) 21-75. Mer duitse vertaling: R. Dull, Das Zwölftafelgesetz (München 1944, ²1953, ³1959). - Studies: A. Berger (PRE 4A,1900-1949 s.v. Tabulae duodecim). - E. Taubler, Untersuchungen zur Geschichte des Dezemvirats und der XII Tafeln (Berlin 1921). H. F. Jolowia, Historical Introduction to the Study of Roman Law (Cambridge 1932, ²1952). C. W. Westrup, Introduction to Early Roman Law 4. Sources and Methods 1. Primary Sources (Kopenhagen 1950). L. Wenger, Die Quellen des romischen Rechts (Wien 1953) 357-372. M. Kaser, Römische Rechtsgeschichte (Göttingen 1965). J. Gaudemet, Institutions de l'antiquité (Paris 1967) 384-390. [A.J. Janssen]


Register