Doxographi noemt men de antieke griekse auteurs die over de leerstellingen (δόξαι) der wijsgeren hebben geschreven. Als afzonderlijk genre van wetenschappelijke literatuur werd de doxografie in het leven geroepen door Aristoteles, die in de inleidingen van zijn werken de opvattingen van zijn voorgangers weergaf. Aristoteles' leerling Theophrastus verzamelde de stellingen der Praesocratici in 16 boeken Φυσικῶν δόξαι (Leerstellingen der natuurfilosofen), waarin de stof naar onderwerpen gerangschikt was en die voortgezet werden door Eudemus van Rhodus.
Een algemener werk was de geschiedenis der
wijsbegeerte (Ἐπιδρομὴ τῶν φιλοσόφων, Overzicht
der wijsgeren) van Diocles van Magnesia (1e eeuw
vC). Augustus' leermeester
Arius Didymus vervaardigde
een samenvatting van de leerstellingen der
stoa. Belangrijke uittreksels bezitten we van een
grote doxografie van Aëtius
(ca. 100 nC). Veel
doxografische literatuur is verwerkt in de grote compilatie
van Diogenes Laërtius.
Lit. B. Wyss (RAC 4, 197-210) - H. Diels, Doxographi Graeci
(Berlin 1879; ³1958).
[Nuchelmans]