Iuppiter

Iuppiter (oorspronkelijk vocatief *dieu-pater; vergelijk Ζεῦ πάτερ), romeinse oppergod. Als god van de heldere hemel (dieu- is verwant met dies 'dag(licht)') waren aan I. de iden (de dagen van de volle maan) gewijd; in historische tijden werd dan een wit schaap (ovis idulis) over de Via Sacra naar het Capitool geleid en door de flamen Dialis geofferd.

I., die als hemelgod ook tot weergod werd, die regen en zonneschijn, hagel en storm zond, was evenals de andere oude romeinse goden oorspronkelijk een abstracte kracht, geen concrete verschijning. Zijn cultus werd gevierd op heuvels en bergen; zo ook op de verschillende heuvels van Rome, waarvan de Capitolinus in het bijzonder de plaats van de I.eredienst werd. I. Fulgur (de bliksemende) is een manifestatie van I. als weergod; daarnaast kennen we I. Caelestis, Pluvialis, Tonans. Als Elicius ('Uitlokker'; bij droogte aangeroepen) kreeg hij een heiligdom op de Aventinus. Ter ere van I. werd op 19 augustus het feest van de Vinalia rustica gevierd ter bescherming van de wijngaarden tegen noodweer.

Reeds vroeg werd I. ook als god van de eed vereerd (Dius Fidius), een functie die uit die van hemelgod voortvloeide. Men mocht dan ook slechts onder de vrije hemel bij hem zweren. Volgens de traditie zou reeds Romulus het heiligdom van I. Feretrius, aan wie men de spolia opima wijdde, hebben gebouwd. In de 3e eeuw vC kreeg I. tempels als Stator en Victor. Het is echter niet duidelijk of hij reeds vroeg de god geworden is die de beslissing in de strijd brengt; in ieder geval is zijn functie als oorlogsgod bij de overige Italiërs niet aanwezig.

Als I. Latiaris, de heilige god van de bond der Latijnen, genoot I. sedert onheuglijke tijden verering op de top van de Mons Albanus. De bestaande gegevens hebben betrekking op de tijd waarin Rome de leiding had, maar deze berustte oorspronkelijk bij Alba Longa. Jaarlijks werden ter ere van I. op de Albanus de Feriae Latinae met archaïsch ritueel gevierd.

Waarschijnlijk reeds op het einde van de koningstijd kreeg I., samen met Iuno en Minerva, een tempel op dat gedeelte van de Capitolinus dat hem voordien reeds gewijd was. Een belangrijk feit is dat hierin onder etruskische invloed beelden werden opgesteld. I. kreeg nu geleidelijk antropomorfe trekken, waardoor ook voor griekse invloeden, zoals die reeds bij de Etrusken aanwezig waren, de weg gebaand werd.

offer met stier op CapitoolDe betekenis van I. groeide, de verering van I. Capitolinus werd het middelpunt van de cultus in de staat. De nieuwbenoemde consuls brachten hem hij hun ambtsaanvaarding offers op het Capitool; hier eindigde ook de triomftocht met een offer van witte stieren. De jeugdige burgers offerden er bij het aannemen van de toga virilis. I. werd aangeroepen als Optimus (die de grootste macht om te helpen bezit) Maximus. In zijn dienst stond een speciale priester, de flamen Dialis. In het gebed voor een officieel offer werd I. samen met Ianus het eerst aangeroepen.

De hellenisering van de romeinse godsdienst, die vooral na 250 vC sterk toenam, leidde tot gelijkstelling van de romeinse I. met de griekse Zeus. Het tegelijkertijd binnendringende stoïcijnse rationalisme en het scepticisme waren mede oorzaak van de groeiende godsdienstige onverschilligheid die de tijd van de late republiek kenmerkte. Een symptoom daarvan is dat de functie van flamen Dialis bijna de hele eerste eeuw vC onbezet bleef. In de keizertijd werd I. Optimus Maximus tengevolge van syncretistische opvattingen met vele vreemde goden geïdentificeerd, waarbij inheemse goden hun namen geheel of gedeeltelijk prijsgaven. Zo vinden we in Syrië bv. I. Dolichenus en I. Heliopolitanus (Heliopolis).


Lit. Aust (Roscher 2, 618-740). C. Thulin (PRE 10, 1126-1144). - C. Koch, Der römische Iuppiter (Frankfurt 1937). H. J. Rose, Ancient Roman Religion (London 1949). K. Latte, Römische Religionsgeschichte (München 1960). G. Radke, Die Götter Altitaliens (Münster 1965) 155-160. [Bartelink]


Lijst van Namen