Ezra (hebr. 'ezrā': [God is] hulp), priester onder de naar Babel gedeporteerde Judeeërs (genealogie: Ezr 7,1-5), 'schriftgeleerde van de wet van de God des hemels', d.w.z. adviseur der perzische regering voor joodse aangelegenheden, werd volgens het verhaal van de Kronist in het zevende jaar van de perzische koning Artaxerxes uit Perzië naar Jeruzalem gezonden met de opdracht, de postexilische gemeente op grond van 'de' joodse wet te reorganiseren. Het is niet zeker, naar welke Artaxerxes het zevende jaar gerekend wordt. Is het Artaxerxes I, dan valt het in 458 vC; is het Artaxerxes II, dan in 498; anderen (Noth, Rowley, Rudolph) rekenen met de laatste jaren van Artaxerxes I en beschouwen dan de in Ezr 7,7 overgeleverde datum als onjuist. In gezelschap van ongeveer 1500 volksgenoten, waarbij zich uit Kasifja nog 238 levieten en tempelknechten voegden, trok hij naar Jeruzalem (Ezr7v). Aldaar aangekomen, proclameerde hij 'de' wet, tot het onderhouden waarvan de Judeeërs zich door een vernieuwing van het verbond verplichtten (Neh 8-10) en trad toen op tegen de talrijke gemengde huwelijken (Ezr9v). Waarschijnlijk werd hij daarna naar Perzië teruggeroepen. Het is een oude strijdvraag, welke wet met de wet van E. bedoeld wordt; in geen geval is het onze tegenwoordige pentateuch, omdat de in Ezr 9, 11v en Neh 8,14vv aangehaalde citaten daar niet in staan. E. heeft over zijn werkzaamheid een gedenkschrift (rekening en verantwoording voor de perzische overheid) geredigeerd, dat door de Kronist bewerkt en in het canonieke boek Ezr opgenomen is. Op E.'s naam staan meerdere geschriften:
(1) Het canonieke boek Ezr (in de Vg 1Esd, in de
LXX Esd b');
(2) Het canonieke boek Neh (in de Vg 2Esd, in de
LXX Esd g');
(3) Het apocriefe boek 3Esd (in de Vg 3Esd, in de
LXX Esd a'). Het boek is in de meeste uitgaven van
de Vg als appendix opgenomen en loopt meestal
parallel met Ezr (1,21v en 3,1-5,6 zijn zonder parallel),
maar heeft ook een plus: 1,1-20 = 2Kr 35,119;
1,23-55 = 2Kr 35,20-36,21; 2,1-3a = 2Kr36,
22v = Ezr 1,1-3a; 9,37-55 = Neh 7,72-8,13a. Dit
boek werd door synagoge en kerkvaders nog lange
tijd als canoniek beschouwd. Over de aard van het
boek (oorspronkelijke tekst; ontstaanstijd) is men
het niet eens.
(4) Een apocriefe apocalyps (in de Vg 4Esd, in de
LXX Esdras de profeet of Apocalyps van Esdras),
in de meeste uitgaven van de Vg als 4Esd in aanhangsel
opgenomen, samen met de christelijke toevoegingen
5Esd (= 4Esd lv) en 6Esd (= 4Esd 15v).
Dit boek (dus 4Esd 3-14) bevat zeven visioenen die Ezra in het 30e jaar na de val van Jeruzalem, dus in 557 vC, in Babel gehad zou hebben. Daarin wordt hij door een 'angelus interpres' onderricht over het lot van Israël, de tekenen van het wereldeinde, de komst van de Heer, en ziet hij gestalten: de vrouw, de adelaar, de mensenzoon (als symbool van het toekomstige Israël), het wereldrijk en de messias.
Tenslotte volgt het verhaal, hoe E. de bij de val van
Jeruzalem (587 vC) verloren gegane H. Schrift reconstrueert
en canoniseert; daarna wordt hij in de
hemel opgenomen. Het boek is in de 1e eeuw nC in
het hebreeuws of aramees geschreven, en in vele
oude vertalingen bewaard. De christelijke toevoegingen
5Esd en 6Esd zijn in zekere zin het antwoord
op de problemen van 4Esd.
Lit. R. de Vaux (DBS 4, 765v). H. H. Rowley, The chronological
Order of Ezra and Nehemiah (Ign. Goldziher Mem. Vol.
1, Budapest 1948, 117-149 = The Servant of the Lord and
Other Essays, London ²1965, 137-168). M. Munk, Esra der
Schriftgelehrte nach Talmud und Midrasch (Diss. Würzburg
1930). H. Cazelles, La Mission d'Esdras (VT 4, 1954, 43-140).
V. Pavlovsky, Die Chronologie der Tätigkeit Esdras. Versuch
einer neuen Lösung (Bb 38, 1957, 275-305; 428-456). H.
C. M. Vogt, Studie zur nachexilischen Gemeinde in Esra-Nehemia
(Werl 1966).
[v. d. Born]