Homo-ousios

Homo-ousios (ὁμοούσιος, consubstantialis, 'van hetzelfde wezen', 'van dezelfde substantie', 'één in wezen met'), term die in verband met de triniteit reeds in de 3e eeuw werd gebezigd en die in de 4e eeuw het object van tal van theologische controverses werd. De passage met h. bij Hippolytus (Traditio apostolica 21,11 b) is waarschijnlijk niet oorspronkelijk. In 268 werd op een synode te Antiochië de door Paulus van Samosata gebezigde term h. veroordeeld. In het Symbolum Nicaenum is h. opgenomen om er de volledige en absolute godheid van de Zoon mee aan te duiden als een afwijzing van de ariaanse dwalingen (325). Slechts geleidelijk heeft de term gezegevierd; vele theologen prefereerden aanvankelijk de term homoeousios (ὁμοιούσιος, 'van overeenkomstig wezen', 'van overeenkomstige substantie'). De niet in de Schrift voorkomende term h. werd o.a. door Athanasius krachtig verdedigd, o.a. in de Epistula de decretis Nicaenae synodi (350/ 351).


Lit. J. F. Bethune-Baker, The Meaning of Homoousios in the Constantinopolitan Creed (Cambridge 1901). P. Adhémar, Le dogme de Nicée (Paris 1926). C. Hauret, Comment le défenseur de Nicée a-t-il compris le dogme de Nicée? (Bruges 1936). L. Bouyer, Omoousios, Sa signification historique dans le symbole de la foi (Les Sciences philos. et théol. 1, 1941/42, 32-62). J. Lebon, Le sort du consubstantiel nicéen (RHE 47, 1952, 485-529; 48, 1953, 632-682). J. M. Malmau, El 'homousios' en el concilio de Antioquia del ano 268 (Misc. Comillas 34-35, 1960, 323-340). P. Nautin, Ὁμοούσις unius esse (Jérôme, ep. XCIII) (VC 15, 1961, 40-45). [Bartelink]


Afkortingen Lijst van Namen