Jona (hebr. jōnāh = duif) is de titel van een bijbelboek,
dat gerekend wordt tot de bundel van de 12
kleine profeten en zich daarin onderscheidt doordat
het geen profetieën bevat, maar een verhaal vertelt
van een episode uit het leven van zekere J. ben
Amittai, wiens naam zonder verdere bijzonderheden
vermeld wordt in 2Kg 14,25. Hij werd geroepen
door God om naar Nineve te gaan en tegen deze
stad te prediken. Aan boord van een Tarsisvaarder
probeerde hij te vluchten. Tijdens een storm werd
hij, op eigen aandringen, door de schepelingen in
zee geworpen en gered door een grote vis, die hem
in zijn ingewanden drie dagen verborg en hem weer
aan land wierp. De opdracht in
Nineve te prediken
werd herhaald. De inwoners kwamen tot bekering
en de door J. aangekondigde katastrofe bleef uit.
J. was hierover misnoegd, maar kreeg een les
door het teken van de wonderboom, die schaduw
gaf en dan door toedoen van een worm plotseling
verdorde. Wie zich daarover beklaagt, mag zich niet
beklagen wanneer God een grote stad spaart met
alle inwoners en het vee. Het verhaal is gebouwd
op een aantal motieven, zoals de zee, de storm, de
grote vis, de grote stad, de wonderboom en de verderfbrengende
worm. Over deze elementen, die in
de mythologie zelfstandig kunnen optreden 'beschikt'
God. Ook is er een woordspel met het werkwoord
'omkeren'. J. kondigt de 'omkering' van
Nineve aan, maar het wordt een 'bekering', die tot
redding leidt. De verteller maakt gebruik van gegevens,
die hem ter beschikking stonden: het eerste
hoofdstuk heeft relatie met Ez 26-28, de psalm van
het tweede hoofdstuk is opgebouwd uit citaten, het
derde hoofdstuk herinnert aan Jr 36 en het vierde
aan 1Kg 19. Het geheel is een uitbeelding van Jr
18,8 'maar bekeert zich dit volk waarover ik een
uitspraak deed, van zijn boosheid, dan zal ik berouw
hebben over het kwade dat ik hun dacht aan
te doen'. Het boek is een gesloten compositie, dat in
zijn samenhang ook de psalm van hoofdstuk 2 niet
kan missen om zijn boodschap van Gods barmhartigheid
te doen overkomen. Ook prediking van onheil
staat in dienst van deze barmhartigheid.
Over de ontstaanstijd van het boek valt weinig te
zeggen. Omdat het verhaal veronderstelt dat Nineve
nog een grote stad is, dus een historische situatie van
vóór 612 vC, is het geplaatst na Amos en voor
Micha in de serie der kleine profeten. Het is echter
waarschijnlijk dat de auteur in of na de ballingschap
heeft geleefd.
Lit. Commentaren: F. Nötscher² (Würzburg 1957). D. Deden
(Roermond 1953/56). M. Delcor (Paris 1964). Th. Robinson/
F. Horst (Tübingen 1964). - H. W. Wolff, Studien zum Jonabuch
(Neukirchen 1965). G. H. Cohn, Das Buch Jona im
Lichte der biblischen Erzählkunst (Assen 1969). W. Rudolph,
Jona, in Festschr. Galling (Tübingen 1970) 233-240. [Beek]