
Dode Zee, binnenzee in Palestina, de merkwaardigste
ter wereld (lat. Mare Mortuum, Ἀσφαλτίτις). De bijbelse benamingen zijn: zee van
de Araba, oostelijke zee (ter onderscheiding van
de grote of westelijke = Middellandse Zee), Zoutzee
(vanwege het hoge zoutgehalte van het water).
De naam D. (wegens de afwezigheid van dierlijk en
vegetatief leven) komt niet in de bijbel voor, en
dateert pas uit de 2e eeuw nC. De tegenwoordige
arabische, uit 1047 daterende naam is bal.w lüt, naar
het bekende verhaal van Lot (Gn 19,23-29). De
lengte is 85 km, de grootste breedte 15,7 km, de
grootste diepte -401 m, de oppervlakte 945 km².
Het niveau ligt gemiddeld -390 m onder dat van de Middellandse Zee; dit feit werd pas in 1837 ontdekt. Tengevolge van de warmte en de droogte (verdamping) is het zoutgehalte van het water zeer hoog (20-26 procent = zesmaal zo hoog als dat van de oceaan); het soortelijk gewicht van het water varieert tussen 1.201 en 1.256; het water is olieachtig en smaakt bitter. De D. wordt gevoed door de Jordaan en door zijrivieren (alleen van de oostkant), waarvan de voornaamste van noord naar zuid zijn: wàdi zerqà ma'ïn, de samenstromingen van sèl hèdan en sêl el-moiiïb, wàdi el-kerak, sèl el-qaràlyi (wàdi el-lyesà).
Door de aanzienlijke verdamping van het water (11
tot 25 cm per 24 uur) blijft het peil, ondanks al die
toevloed van water, vrijwel constant.
Naar de D. werden aanvankelijk ook genoemd de
oude handschriften die in werkelijkheid in grotten
van de woestijn van Juda gevonden zijn in Qumran.

Lit. M. Blanckenhorn, Entstehung und Geschichte des Toten
Meeres (ZDPV 19, 1896, 5-59). F.-M. Abel, Une croisière
autour de la Mer Morte (Paris 1911). Id., Notes complémentaires
sur la Mer Morte (RB 38, 1929, 237-260). C. Klein, On
the Fluctuations of the Level of the Dead Sea since the
Beginning of the 19th Century (Jerusalem 1961). E. Schneller,
Antike Hafenanlage am Nordende des Toten Meeres?
(ZDPV 79, 1963, 138 v). H. W. Underhill, Dead Sea Level
and the P.E.F. Mark (PEQ 99, 1967, 45-53). [v. d. Born]