Van de etruskische taal zijn thans een vijftigtal glossen bekend en ruim 9000 teksten, die uit de 7e tot de 1e eeuw vC dateren. De langste daarvan is het uit ca. 1500 woorden bestaande z.g. liber linteus Zagrabiensis (Agramer Mumienbinde), een rituele tekst geschreven op mummiewindsels, ontdekt in 1891 en thans in het museum te Agram; de overige zijn graf-, wij- en andere inscripties, waarvan 90% uitsluitend of vrijwel uitsluitend eigennamen bevat. Hoewel deze teksten, die geschreven zijn in een van de Grieken overgenomen alfabet, gemakkelijk leesbaar zijn en we zelfs over een twintigtal bilingue exemplaren beschikken, is een volledige ontcijfering van het e. nog niet gelukt.
De resultaten die met de taalvergelijkende en met
de inductieve methode zijn bereikt, zijn nog zeer
pover:
1. de betekenis van enkele tientallen woorden, bv.
clan zoon, sec(h) dochter, puia vrouw, avils jaren;
2. de telwoorden 1 t/m 6: thu, zal, ei, huth, mach,
sa;
3. enkele 'buigingsuitgangen', bv. uni-al: van Iuno,
uni-al-thi: in (de tempel) van Juno.
Bepaalde overeenkomsten van het e. met de taal van
inheemse inscripties op het eiland
Lemnus en met
kleinaziatische talen lijken de hypothese van de
herkomst der Etruriërs uit Klein-Azië te steunen,
maar dienen met de grootste voorzichtigheid gehanteerd
te worden. De bewering dat de taal zowel
pre-indoeuropese als indoeuropese elementen
bevat, brengt ons evenmin veel verder. A. J. Pfiffig,
Die etruskische Sprache (1969).
Lit. Uitgaven van teksten en testimonia: C. Pauli/O. Danielsson/G.
Herbig/A. Torp, Corpus Inscriptionum Etruscarum
1-2 (Leipzig 1893-1936; Supplementum ib. 1919-1920). M.
Pallottino, Testimonia linguae etruscae (Florence 1954). M.
Fowler/R. Wolfe, Materials for the Study of the Etruscan
Language 1-2 (Madison 1965). - F. Skutsch (PRE 6, 770-806).
- M. Pallottino, Etruscologia (Milaan 1968) 341-419.
A.J. Pfiffig, Die etruskische Sprache (Graz 1969
M. Cristofani, Introduzione allo studio dell'etrusco (Florence 1973
G. Bonfante/L. Bonfante, The Etruscan Language. An introduction
(Manchester 1983). [Nuchelmans]