Hethitisch

Hethitisch of Hittitisch. De eerste h.e teksten (in spijkerschrift) werden in 1887 in het Amarna-archief gevonden. Het indoeuropese karakter van de beide z.g. Arzawa-brieven werd reeds in 1902 door Knudtzon herkend. Toen vanaf 1906 door duitse expedities in Bogazköy uitgebreide onderzoekingen werden verricht, bleek dat hier Hattusas, de hoofdstad van het hethitische rijk, gelegen had. In 1906 vond H. Winckler samen met Makridi Bey een groot archief op de citadel en het jaar daarna de kleitabletten die bij de 'grote tempel' waren bewaard. Later werden nog op verscheidene andere plaatsen archieven aangetroffen.

Naast een overgrote meerderheid aan h.e teksten zijn ook tabletten in andere talen aangetroffen: naast akkadisch en sumerisch, hurritisch, hattisch (de taal van de substraatbevolking van het noorden en het centrum), luwisch (de taal van het zuiden en zuidwesten van Klein-Azië), palaïsch (de taal van het latere Paphlagonië). In totaal zijn in diverse tekstseries tot nu toe meer dan zestig delen met teksten gepubliceerd. Als epigrafen van de duitse expedities traden tot nog toe vooral H. Eheloff, H. G. Güterbock en H. Otten op de voorgrond.

Het spijkerschrift-h. werd in 1915 en dc daarop volgende jaren door B. Hrozny op bijzonder knappe wijze doorgrond. De taal werd door hem (eigenlijk ten tweede maie) als indo-europees herkend en de structuur van de grammatica werd door hemzelf reeds in grote lijnen doorvorst. Het h. was de eerste indo-europese taal die schriftelijk werd vastgelegd en is als zodanig van groot belang voor de indo-europese taalvergelijking.

Tijdens het Nieuwe Rijk en sporadisch ook reeds eerder gebruikten de Hethieten het z.g. hiërogliefenschrift voor een deel van hun officiële stempelzegels en eveneens voor de inscripties bij de grote rotsreliëfs. Het is waarschijnlijk dat dit schriftsysteem in het zuiden van Klein-Azië ook nog voor teksten op een vergankelijk schrijfmateriaal (hout?) is gebruikt. De neo-h.e staten zetten de (zuidelijke) tradities van het hiërogliefenschrift voort en gebruikten dit voor hun luwische taal. Van groot belang voor de thans ver-gevorderde ontcijfering van de hiërogliefen was de in 1947 door H. Th. Bossert gevonden tweetalige tekst van Karatepe.


Lit. A. Kammenhuber (in Altkleinasiatische Sprachen. Handbuch der Orientalistik 1. Abt. 2. B, 1. und 2. Abschnitt Lief. 2, Leiden 1969). [Houwink ten Cate]


Kaart