(1) Ombos, transcriptie van de egyptische naam
Nb.t van een plaats op de linkeroever van de Nijl,
ongeveer halfweg tussen Koptos en
Kus, die op de rechteroever liggen. De plaats bevat
nog schaarse resten van een tempel van Seth, de
locale god, die ook Nbty 'die van O.' genoemd werd.
Aangezien Seth de voornaamste god van Opper-Egypte
was in de prehistorische tijd, was O. toen
vermoedelijk een belangrijke stad. Hierop wijst het
bestaan van de uitgestrekte predynastieke necropool
van Nagada (of Nakàdah), 7 km ten zuiden ervan.
Aan Seth herinnert nog haar naam Τὰ Τυφώνια bij
Strabo 17, 1, 44.
Lit. Gardiner 2, 28*v. Porter/Moss 5, 117v. K. Sethe, Urgeschichte
und älteste Religion der Ägypter (Deutsche Morgenländische
Gesellschaft. Abh. f. d. Kunde des Morgenlandes
18, 4; Leipzig 1930).
(2) Ombos, beter bekend onder de huidige arabische
naam Kom Ombo, belangrijk centrum van de suikernijverheid,
ca. 50 km benoorden Aswan,
waar de laatste jaren in nieuw aangelegde wijken
Nubiërs ondergebracht zijn die hun woonstede wegens
de bouw van de nieuwe stuwdam moesten verlaten.
De griekse vorm Ὄμβοι en het koptische
Embō, 'nbō gaan terug op egyptisch Nby.t, dat de
'goudstad' betekende; hier lag in de oudheid het
vertrekpunt van de expedities die in de oostelijke
woestijn goud gingen graven. In de ptolemaeïsche
tijd werd O. de metropool van de 1e opper-egyptische
gouw en toen werd met de bouw begonnen van de
dubbele tempel die toegewijd is aan de krokodilgod
Sûchos/Sobek en aan Haroëris, 'Horus de oudere'. Dit
schilderachtig gelegen heiligdom is nog goed bewaard. Hiernaast
een zuil uit diens tempel met hemzelf erin gegraveerd.
Lit. RÄR 542. Porter/Moss 6, 179vv.
[Vergote]