Tall-i-Malyan, stadruïne van 300 ha 43 km ten westen
van Persepolis, 1971-1976 opgegraven door de
University of Pennsylvania en blijkens tekstvondsten
te vereenzelvigen met het oude Ansjan, dat
met Susa een van de twee hoofdsteden van
Elam was.
In de proto-elamitische tijd (ca. 3100-2750 vC) was de stad omgeven door een stadsmuur met kleiglacis.
De bebouwde kom besloeg 30-50 ha. Een groot gebouw met beschilderde voorraadsvaten van het ook te Yahya gevonden type bevatte fresco-fragmenten, handelswaar zoals parelmoer, hematiet en dentaliumschelpen, smeltkroezen en koperslakken, zegelafdrukken en tabletten met proto-elamitisch schrift; dit schrift, dat zich naast het sumerische pictografische schrift ontwikkelde en er mogelijk mee in verbinding stond, is helaas nog steeds niet volledig ontcijferbaar.
In de oud-elamitische periode (ca. 2000-1700 vC) bereikte de stad haar grootste omvang. Ook in deze laag vond men veelkleurige wandschilderingen, importen zoals obsidiaan, lazuursteen en chlorietvazen in de vorm van hutten naast rolzegels met aanbiddingsscènes en (nog ongepubliceerde) kleitabletten met naar verluidt economische, religieuze en schoolteksten.
Het meest in het oog springend zijn de vondsten gedaan in een bewoningslaa uit de midden-elamitische tijd (ca. 1500-1100 vC). In een 500 m² groot gebouw, dat bestond uit een aantal rond een centrale hof gegroepeerde kamers, werden in 1972 ca. 300 economische teksten ontdekt, welke waren geschreven in het elamitisch, een volstrekt novum voor deze periode; alle tot dan toe bekende teksten waren de ca. 150 nogal uniforme koningsinscripties der (midden-)elamitische koningen. De gevonden teksten waren maandelijkse notities betreffende hoeveelheden metaal gebruikt voor de vervaardiging van allerhande voorwerpen. Datering van het gebouw volgde uit het aardewerk en enkele C 14-data: ca. 13001100 vC. De oude naam van de stad, Ansjan, volgde uit een vergelijking van enkele beschreven tichelfragmenten uit Malyan met een volledige inscriptie van koning Hutelutus-Insusinak (1120-1110 vC), die gepubliceerd is kort na het begin van de opgraving; in deze inscriptie wordt de bouw van een tempel te Ansjan beschreven. De economische teksten wezen in dezelfde richting: Ansjan (gespeld An-za-an) is de enige plaatsnaam die genoemd wordt. De vondst is van groot belang in het licht van de titulatuur der midden-elamitische koningen: dezen noemen zich zonder uitzondering 'koning van Ansjan en Susa', een terminologie die voor het eerst in de oud-elamitische tijd (rond 1800) opduikt en het gehele elamitische rijk aanduidt naar twee van haar belangrijkste steden. De stad Ansjan was dus van eenzelfde importantie als het vermaarde Susa.
De verwoesting van Malyan-Ansjan valt rond 1100
vC; reeds dan is het materiële verschil tussen deze
heuvel en het omliggende land opvallend: terwijl dit
laatste verandering toont, blijft Malyan trouw de
noordelijke Susiana volgen, reden waarom men de
stad als een bolwerk van elamitische heerschappij
heeft willen zien temidden van opdringende iraanse
stammen. Hoe dit ook zij, na 1000 vC treffen we
weinig goed bewaarde architectuur aan: resten van
een gebouw uit het eerste millennium vC (neo-elamitische
periode), scherven en graven uit de achaemenidische
en parthische tijd en een oven uit de tijd
der Sassaniden completeren het beeld.
Lit. Opravingsverslagen: W.M. Sumner (Iran 12, 1974, 155-180;
14, 1976, 103-115; 16, 1978, 79-92). - M. Lambert, Hutélutush-Insushnak
et le pays d' Anzan (Revue d' Assyriolo 66, 1972, 61-76).
E. Reiner, The Location of Ansan (ib. 67, 1973,57-62). E. Carter/
M. Stolper (Expedition 18, 1976, 33-42). [van Loon/van Soldt]