Athenagoras (Ἀθηναγόρας), christelijk apologeet uit Athene (2e eeuw). Ca. 177 richtte hij een Supplicatio (Πρέσβεια) tot keizer Marcus Aurelius en diens zoon Commodus. Hierin verweert hij zich tegen drie tot de christenen gerichte beschuldigingen: atheïsme (c. 4-30), thyesteïsche (zie Atreus) maaltijden en oedipeïsche ontucht (c.31-36). C. 31-33 geven een voortreffelijke beschrijving van het christelijk leven. A. bezat enige retorische scholing, en - al putte hij evenals de andere apologeten uit handboeken - hij was beter met de griekse cultuur bekend dan zij. Hij stond er ook niet zo scherp tegenover als bv. Tatianus. In de patristische literatuur werd de Supplicatio praktisch niet geciteerd (zie Methodius van Olympus, Resurrectio 1, 37, 1). - Een ander geschrift op naam van A. (een aanduiding door Arethas toegevoegd in de enige cod. Parisinus graecus 451) is De resurrectione.
Hierin wordt allereerst de mogelijkheid van
de opstanding bewezen op grond van Gods almacht.
Vervolgens wordt met filosofische argumenten (voor
het eerst in de christelijke literatuur) de opstanding
als noodzakelijk bewezen uit het feit dat de mens als
met verstand begiftigd wezen bestemd is tot eeuwig
leven, uit de noodzaak van de vergelding in het
hiernamaals en uit het geluk dat in het hiernamaals
het doel van de mens is.
Lit. P. Keseling (RAC 1, 881-888). E. Schwartz (TU 4, 2,
Leipzig/Berlijn 1891, kritische tekst). J. Geffcken, Zwei griechische
Apologeten (Leipzig 1907) 115-238. P. Ubaldi, Atenagora.
Supplica per i cristiani (Turijn 1920). H. A. Lucks, The
philosophy of Athenagoras (Washington 1936). J. H. Crehan,
Athenagoras. Embassy for the Christians. The resurrection
of the dead (ACW 23, 1956). [Bartelink]