Basilius

Basilius (Βασίλειος), naam van twee oostromeinse bisschoppen.

(1) Basilius van Ancyra was een vertegenwoordiger van de gematigde homo-ousiaanse arianen. In 336 volgde hij de afgezette Marcellus als bisschop van Ancyra op. In 343 werd hijzelf door het concilie van Sardica afgezet, maar door toedoen van Constantins ca. 348 weer in zijn waardigheid hersteld. Door de extreme arianen werd hij in 360 verbannen naar Illyrië, waar hij in 364 stierf. Met Georgius van Laodicea stelde hij een traktaat over de drieëenheid samen (bewaard bij Epiphanius, Haer. 73, 12-22 (= MPG 42, 425-44). Misschien is hij ook de auteur van het aan Basilius Magnus toegeschreven De Virginitate (MPG 30, 669-8 10).


Lit. Olphe/Galliard (Dict. Spiritualité 1, 1283v). J. Gummerus, Die homousianische Partei bis zum Tode des Konstantius (1900) 121-134. F. Cavallera, Le 'De Virginitate' de Basile d'Ancyre (RHE 6, 1905, 5-14).


(2) Basilius van Caesarea (geb. ca. 330 te Caesarea in Cappadocië, gest. 379), grieks kerkvader.
(I) B. was de zoon van een gelijknamig retor. Zijn opleiding ontving hij aan de retorenscholen van Caesarea, Constantinopel en Athene. Ca. 356 keerde B. als retor in zijn geboorteplaats terug, maar besloot weldra de wereld vaarwel te zeggen. Hij werd gedoopt en bezocht op een uitgebreide reis bekende asceten in Syrië, Palestina, Egypte en Mesopotamië.

Daarna zocht hij met enige vrienden de eenzaamheid van Pontus op. Samen met Gregorius van Nazianze, met wie hij reeds in Athene vriendschap gesloten had, stelde hij monniksregels op, die het cenobitisch monniksleven in het oosten diepgaand hebben beïnvloed. In 370 benoemd tot bisschop van Caesarea, legde hij een grote activiteit aan de dag. Hij verdedigde de orthodoxie tegen het door keizer Valens begunstigde arianisme en streefde naar engere betrekkingen tussen de bisschoppen van oost en west. Hij bezat grote kwaliteiten zowel op praktisch-organisatorisch als op zielzorgerlijk terrein. Samen met zijn jongere broer Gregorius van Nyssa en zijn vriend Gregorius van Nazianze wordt B. gerekend tot de drie grote cappadocische kerkvaders.

(II) Van zijn dogmatische geschriften zijn allereerst te noemen de drie boeken tegen Eunomius, de leider van de anhomoei of extreme arianen (364). Het geschrift De spiritu sancto (375), opgedragen aan bisschop Amphilochius van Iconium, heeft de homoousia van de H. Geest als thema. Samen met Gregorius van Nazianze stelde hij de Philocalia, een bloemlezing uit de geschriften van Origenes, samen. Talrijk zijn de homilieën van B. Vooral de Homiliae IX in Hexaëmeron (9 preken over de scheppingsgeschiedenis) zijn bekend. In deze commentaar op het scheppingsverhaal treft men prachtige beschrijvingen aan van Gods grootheid en van de harmonische ordening in het heelal. Men vindt er veel interessante wijsgerige, maar vooral ook natuurwetenschappelijke gegevens. Verder zijn er 18 homilieën op de psalmen, een commentaar op Jesaja 1-16, waarvan de echtheid niet geheel zeker vaststaat, Iofredes op martelaren, preken over het vasten en tegen de rijken.

Het traktaat Ad adolescentes (Vermaning aan de jeugd, hoe ze een nuttig gebruik van de griekse letterkunde kan maken) behandelt de vormende waarde van de klassieke literatuur. B. verkondigt in dit voor zijn te Athene studerende neven geschreven werkje een ruim standpunt, dat niet zonder invloed gebleven is op de latere opvattingen betreffende christendom en klassieke literatuur. B. aanvaardt de gangbare algemene vorming ook voor de christen als propedeuse. De bestudering van de profane literatuur, aldus B., scherpt de geest, waardoor men ook een beter begrip van de H. Schrift kan krijgen. Men dient echter een keuze te maken en het nuttige van het schadelijke te scheiden. Het werk werd vooral tijdens de renaissance veel gelezen, vooral in de latijnse vertaling van Leonardo Bruno (1405).
De 365 zorgvuldig gestileerde brieven bevatten belangrijk materiaal voor de cultuurgeschiedenis van zijn tijd.

(III) Het aanzien van B. in de griekse kerk is groot geweest. Tal van werken zijn ten onrechte aan hem toegeschreven, hetgeen bewijst dat men zich gaarne op zijn autoriteit beriep. Bij B. zijn klassieke cultuur en christendom tot een versmelting gekomen. Hij had een vrij omvangrijke kennis van de antieke literatuur, zij het gedeeltelijk door middel van compendia. Plato's filosofie heeft zowel hem als de andere cappadocische vaders sterk beïnvloed. Ook de invloed van Origenes is duidelijk nawijsbaar. De stijl van B. is vrij sterk atticiserend, maar niet slaafs traditioneel, terwijl de vele christelijke termen alsmede de vele bijbelcitaten er een geheel eigen Heur aan geven. B. beheerst de stijlmiddelen van zijn tijd volledig, maar zoekt de retoriek niet om wille van zich zelf.


Lit. Edities: PG 29-32. Verschillende geschriften zijn afzonderlijk uitgegeven, bv. Homiliae in Hexaëmeron door Giet (SChr 26, 1950), Ad adolescentes door E. Sommer (Paris 1903), A. Nardi (Turijn 1931), Dirking (Münster 1934), Boulenger (Paris 1952); de brieven door Deferrari/McGuire (4 delen, London 1926-1934) en Y. Courtonne (3 delen, Paris 1957-1966).

C. Gronau, De Basilio, Greg. Naz. Nyssenoque Platonis imitatoribus (Diss. Göttingen 1908). J. Trunk, De Basilio Magno sermonis Attici imitatore (Progr. Ehingen 1911). W. K. L. Clarke, St. Basil the Great, a Study in Monasticism (Cambridge 1913). J. M. Campbell, The stylistie Influence of the second Sophistic on the Sermons of St. Basil the Great (Washington 1939). J. C. Joosen, De beeldspraak bij den H. Basilius den Grote (Nijmegen 1941). M. Goemans, Het tractaat van Basilius de Grote over de klassieke studie (ib. 1945). D. Amand, L'ascèse monastique de S. Basile (Paris 1949). [Bartelink]


Afkortingen Lijst van Auteurs