Didymus (Δίδυμος), veel voorkomende griekse eigennaam. Vermelding verdienen:
(1) Didymus, belangrijkste griekse filoloog van de 1e eeuw vC, om de geweldige omvang van zijn oeuvre - hij zou 3500, volgens anderen zelfs 4000 'boeken' hebben geschreven - Χαλκέντερος ('met de stalen ingewanden') en Βιβλιολάθας ('Boekenvergeter': hij vergat soms wat er in zijn eigen werken stond) bijgenaamd. D. doceerde te Alexandrië; zijn activiteit had betrekking op alle domeinen van de filologie:
1. Tekstkritische studies, o.a. Περὶ τῆς Ἀριστάρχου διορθώσεως (De Homerus-tekst van Aristarchus), waaruit delen in de Homerus-scholia zijn opgenomen.
2. Commentaren op vrijwel alle klassieke auteurs, ook op prozaschrijvers; fragmenten van een Demosthenes-commentaar zijn bewaard gebleven op een berlijnse papyrus (9780). De meeste oude scholia op Sophoeles, Pindarus, Euripides en Aristophanes stammen uit commentaren van D.
3. Grammaticale en lexicografische studies, o.a. over het woordgebruik van de tragici en de comici, een verzameling spreekwoorden, Περὶ ἀπορουμένης λέξεως (Woorden met onzekere betekenis), Περὶ διεφθορυίας λέξεως (Verminkte woorden), Λέξις τροπική (Overdrachtelijk taalgebruik), Περὶ παθῶν (Woordveranderingen).
4. Literairhistorische verhandelingen, o.a. Περὶ λυρικῶν ποιητῶν (Lyrische dichters) en Συμποσιακά (Symposium-onderwerpen).
De betekenis van D. is gelegen in het feit dat hij met
een ware rage en met grote nauwgezetheid de geschriften
van zijn voorgangers heeft geresumeerd in
compilatiewerken die in de keizertijd hoog in aanzien
stonden en waaruit vrijwel alle latere filologen
overvloedig hebben geput. Originaliteit is D. vreemd.
Lit. Fragmenten in M. Schmidt, Didymi Chalcenteri grammatici
Alexandrini fragmenta (Leipzig 1854 = Amsterdam
1964). H. Diels/W. Schubart, Didymos' Kommentar zu Demosthenes
(Berliner Klassikertexte 1, Berlin 1904). - L.
Cohn (PRE 5, 445-472). GGL 2, 432-434.
(2) Didymus Claudius,
griekse grammaticus die in het begin
van de 1e eeuw nC te Rome werkzaam was. Van
zijn geschrift Περὶ τῆς παρὰ Ῥωμαίοις ἀναλογίας
(Analogie bij de Romeinen) zijn enkele passages in
het werk van de latijnse grammaticus Priscianus (6e
eeuw) bewaard gebleven; een verhandeling over
Thucydides' vergrijpen tegen de analogie is geheel
verloren gegaan.
Lit. Fragmenten bij H. Funaioli, Grammaticae Romanae
Fragmenta 1 (Leipzig 1907). - L. Cohn (PRE 5, 473v).
[Nuchelmans]
(3) Didymus de blinde, alexandrijns theoloog (ca. 313-398). Omdat hij op ongeveer 5-jarige leeftijd blind werd, staat hij bekend als D. de blinde. Heel zijn leven bracht hij teruggetrokken als monnik in de omgeving van Alexandrië door. Hij ontwikkelde zich tot een geleerde van naam en kreeg tal van leerlingen. Tot zijn toehoorders behoorden Rufinus van Aquilea, Melania de Oude (ca. 317) en Hieronymus (386). Van de talrijke dogmatische en exegetische werken die D. schreef is slechts een klein gedeelte tot ons gekomen: De spiritu sancto (in een latijnse vertaling van Hieronymus), Contra Manichaeos, De Trinitate, een aantal fragmenten uit catenenverzamelingen (vooral uit zijn psalmencommentaar) en verder Contra Eunomium, dat lange tijd onder de werken van Basilius werd gerekend; vgl. J. Lebon, Le Pseudo-Basile (Adv. Eunom. IV-V) est bien Didyme d'Alexandrie (Le Muséon 1, 1937, 61-83). Het verloren gaan van vele werken is te wijten aan de veroordeling van D. als vermeend aanhanger van Origenes op het 2e concilie van Constantinopel (553). Voordien was hij gerespecteerd als verdediger van de drieëenheid.
In augustus 1941 werden te Toura bij Kaïro uitgebreide
teksten van D. ontdekt, meer dan er tot dusver
bekend was: commentaren op Zach (waarschijnlijk
in 387 geschreven; uitgebreid door Hieronymus
gebruikt), op Gn, op Job, op Pr en op Ps 2044
(de vondsten zijn nog slechts ten dele gepubliceerd).
In zijn commentaren geeft D. telkens een korte
letterlijke verklaring van de tekst, maar besteedt
overeenkomstig de alexandrijnse traditie vooral aandacht
aan de allegorische uitlegging.
Lit. Uitgaven: Editio princeps van De Trinitate door J. A.
Mingarelli (1769). MPG 39, 131-1818. Exegetische fragmenten:
K. Staab, Pauluskommentare aus der griechischen Kirche
(NTliche Abh. 15, München 1933, 1-45). Didyme l'Aveugle,
Sur Zacharie: Introduction, Texte critique, Traducticn et
Notes de L. Doutreleau (Sources Chrétiennes 83-85, Paris
1962). D. der Blinde, Der Psalmenkommentar von Tura
(Quaternio 9, Papyrologica Coloniensia 1, hrsg., übers. und
erl. von A. Kehl, Köln-Opladen 1964). D. der Blinde, Kommentar
zum Ecclesiastes (Lage 22 und 23 des Tura-papyrus,
hrsg. von L. Liesenborghs, Köln 1965). D. der Blinde, Kommentar
zum Ecclesiastes (Lage 1 des Tura-Papyrus, in Verb.
m. L. Koenen hrsg. u. übers. von G. Binder und L. Liesenborghs,
ib. 1965). D. der Blinde, Kommentar zu Hiob (Ed,
vorbereitet von D. u. U. Hagedorn in Zusammenarbeit mü
L. Koenen). - Bardenhewer 3, 104-115. Quasten, Patrology
3 (Utrecht/Antwerpen 1960) 85-100. Altaner/Stuiber, Patrologie7
280v. - L Leipoldt, D. der Blinde von Alexandrien
(TU, Neue Folge 14, 3, Leipzig 1905). G. Bardy, Didyme
l'Aveugle (Paris 1910). W. J. Gauche, D. the Blind, an
Educator of fourth Century (Washington 1934). W. Dietsche,
D. von Alexandrien als Verfasser der Schrift über die Seraphenvision
(Freiburg 1942). H.-Ch. Puech, Les nouveaux
éerits d'Origène et de Didyme découverts à Toura (Rev. Hist
et Philos. relig. 1951, 293-329). L. Doutreleau, Que savons-nous
aujourd'hui des Papyrus de Toura? (RScR 1955, 161-193).
Id., Vie et survie de Didyme l'Aveugle du IVe siècle
à nos jours (Les Mardis de Dar el-salam 1956v, Paris 1959
33-92). E. Staimer, Die Schrift 'De spiritu sancto' von D. den Blinden
vom Alexandrien (Diss. München 1960). L. Koenen
Ein theologischer Papyrus der Kölner Sammlung: Kommentar
Didymos' des Blinden zu Zach. 9,11 u. 16 (Arch. f
Papyrusforschung 17, 1960, 61-105). A. Gesché, La christologie
du 'Commentaire sur les Psaumes' découvert à Toura
(Gembloux 1962).
[Bartelink]