Aristarchus (Ἀρίσταρχος), griekse eigennaam:
(1) Aristarchus van Tegea,
grieks toneeldichter, tijdgenoot
van Euripides.
Van de 70 tragedies die hij zou hebben
geschreven, o.a. een Tantalus, een Achilles (door
Ennius in het latijn bewerkt) en een Asclepius, is
zo goed als niets bewaard (fragmenten bij A. Nauck,
Tragicorum Graecorum Fragmenta², Leipzig 1889,
7 28v).
(2) Aristarchus van Samos
(ca. 310-ca. 230), griekse wis- en
sterrekundige, leerling van de peripateticus Straton
van Lampsacus. Hij is bekend geworden als vader
van de heliocentrische heelal-theorie, waarmee hij
echter bij zijn tijdgenoten - en nog lang daarna weinig
succes had. A. nam ook aan dat de aarde om
haar eigen as draait. Het enige bewaard gebleven
werkje van A., Περὶ μεγεθῶν καὶ ἀποστημάτων ἡλίουκαὶ σελήνης (Grootte en afstand van zon en maan)
is echter geheel op de geocentrische zienswijze gebaseerd.
Het tracht de diameters van zon en maan en
hun afstand tot de aarde te berekenen. De afstand
aarde-zon is volgens A. minstens 18 en hoogstens 20
maal de afstand aarde-maan, de diameter van de
zon minstens 6 1/3, hoogstens 7 1/6 maal de diameter
van de aarde. A. zou ook een verbeterde uitvoering
van de zonnewijzer hebben uitgevonden, in de vorm
van een bolsegment (σκάφη).
Lit. Uitgaven van het tractaat: Editio princeps: John Wallis
(Oxford 1688). Een latijnse vertaling was reeds in 1498 in
Venetië gedrukt. Beste moderne uitgave, met engelse vertaling
en commentaar: T. L. Heath, Aristarchus of Samos, the
Ancient Copernicus (Oxford 1913). - F. Hultsch (PRE 2,
873-876).
(3) Aristarchus van Samothrace (ca. 217-ca. 145), een van de knapste alexandrijnse filologen. Ca. 153 vC werd hij directeur van het beroemde Museum. Hij was belast met het onderricht van de latere Ptolemaeus VII en verliet Alexandrië waarschijnlijk naar aanleiding van de troonsbestijging van diens oom Ptolemaeus VIII Physcon. Kort daarna stierf hij op het eiland Cyprus aan waterzucht. Evenals zijn leermeester Aristophanes van Byzantium vervaardigde A. kritische tekstuitgaven (διορθώσεις) van de werken van oudere griekse schrijvers, o.a. van Homerus (tweemaal), Hesiodus, Archilochus, Alcaeus, Anacreon en Pindarus. Ook schreef hij tal van commentaren (ὑπομνήματα) op deze auteurs, de tragici, Herodotus en Aristophanes. Het best is ons, via de z.g. A-scholia en de antieke Homerus-lexica, zijn tekstkritisch onderzoek van Ilias en Odyssee bekend. Het grondbeginsel van A. was Ὅμηρον ἐξ Ὁμήρου σαφηνίζειν (Homerus uit Homerus verklaren); allegorische interpretatie was hem een gruwel; hij verdedigde het beginsel der analogie (tegen Crates van Mallus).
De nuchtere en bezonnen Homerus-kritiek van A., die de afsluiting en bekroning vormde van het moeizame pogen zijner voorgangers Zenodotus van Ephese en Aristophanes van Byzantium, ligt ten grondslag aan alle latere tekstkritische arbeid met betrekking tot Ilias en Odyssee. De 'vulgaat'-tekst is echter minder door zijn werk beïnvloed dan men zou verwachten. Grote invloed had A. op systeem en terminologie van de grammatica; zoals deze door hem werden vastgelegd, zijn ze meer dan 2000 jaar in geheel het Westen in gebruik gebleven.
Tot de 'school van A.' behoren beroemde filologen
en taalgeleerden als Aristonicus
van Alexandrië,
Dionysius Thrax en
Apollodorus van Athene.
Lit. L. Cohn (PRE 2, 862-873). - K. Lehrs, De Aristarchi
studiis Homericis³ (Leipzig 1882). A. Ludwich, Aristarchs
homerische Textkritik 1-2 (Leipzig 1884-1885). A. Roemer,
Aristarchs Athetesen in der Homerkritik (Leipzig-Berlin
1912). A. Roemer/E. Belzner, Die Homerexegesen Aristarchs
in ihren Grundzügen (Paderborn 1924). M. van der Valk,
Textual Criticism of the Odyssey (Leiden 1949) 108-157. H.
Erbse, Über Aristarchs Hias-Ausgaben (Hermes 87, 1959,
275-303 ).
[Nuchelmans]