Hesiodus (Ἡσίοδος), eerste ons bekende griekse auteur van didactische poëzie. Hij leefde ca. 700 vC als boer in het boeotische dorpje Ascra aan de voet van de Helicon, waar het naar zijn eigen woorden 'bar was in de winter, hard in de zomer, en nooit goed'. Zijn vader was een zeehandelaar die wegens tegenslag uit Cyme in Klein-Azië naar Boeotië was verhuisd en zich daar op een kleine boerderij had gevestigd. Na de dood van zijn vader trachtte Hesiodus' broer Perses, een losbol, zijn jongere broer diens erfdeel afhandig te maken, onder meer door de rechters om te kopen. Deze belevenissen maakten van H. een pessimist met veel kritiek op het maatschappelijk bestel, die ook in zijn gedichten tot uiting komt. Zo is H. de eerste europeaan wiens persoonlijke omstandigheden en opvattingen ons uit zijn geschriften bekend worden. Wat taal, metrum en stijl betreft sluiten deze zich nauw aan bij Ilias en Odyssee, maar qua inhoud en stemming verschillen ze daarvan aanzienlijk. Het zijn leerdichten met een zeer ernstige ondertoon, waarin H. de vraag stelt naar de grote levenswetten van het recht en van de arbeid, en de boeren- en herdersbevolking van zijn land praktische adviezen geeft.
Twee leerdichten van H. zijn volledig bewaard gebleven:
1. Θεογονία (Theogonie; 1022 hexameters). Hierin
onderneemt hij een indrukwekkende poging om de
afkomst der goden te beschrijven en hun bonte wereld
genealogisch te ordenen. De inleiding (1-115) is
een lofzang op de Muzen, die H. zelf heeft ontmoet
en te hulp roept. Uit de
Chaos komen Gaia,
Tartarus en Eros voort; van dezen en van Uranus
stammen de Titanen, Giganten en Cyclopen af (116-153).
Dan volgt het relaas van de opstand der Titanen
tegen hun vader, de lijst van hun kinderen (154-410)
en een loflied op Hecate (411-452; interpolatie?).
De jongste zoon van Cronus en Rhea,
Zeus, onttroont zijn vader (453-506), Prometheus
steelt het vuur uit de hemel en als straf daarvoor
zendt Zeus Pandora
naar de aarde en laat Prometheus
boeien (507-616). In de Titanomachie tussen
de kinderen van Cronus en de Titanen worden de
laatsten overwonnen (617-819); het monster
Typhoeus,
de laatste spruit van Gaia, wordt door Zeus'
bliksem geveld (820-880). De huwelijken en kinderen
van Zeus en andere goden besluiten de genealogie
(881- 1022).
Geen van beide gedichten heeft een streng systematische opzet; daardoor zijn er ongetwijfeld in later tijd een aantal interpolaties ingeslopen.
3. Fragmenten bezitten we van een derde leerdicht, de Κατάλογος γυναικῶν (Vrouwenkataloog), ook ἨΕοῖαι genoemd naar de aanhef (ἢ οἵη, letterlijk 'of zoals', ons 'zo bijvoorbeeld') van de onderdelen waarin vrouwen beschreven worden die de liefde van een god wonnen en aldus de stammoeders van vorstenhuizen en helden werden. De Kataloog kan als vervolg op de Theogonie gelden.
4. Op naam van H. staat ook het vrijwel zeker niet van hem stammende epische gedicht Ἀσπὶς Ἡρακλέους (Het schild van Heracles; 480 hexameters), waarvan de aanhef (1-56) een onderdeel van de Κατάλογος is over Heracles' moeder Alcmene. De rest verhaalt de strijd van Heracles met de rover Cycnus, maar bestaat voor het grootste deel uit een beschrijving van Heracles' schild (139-324), een pendant van de beschrijving van Achilles' schild in boek 18 van de Ilias.
H. kan beschouwd worden als de schepper van het didactische epos bij de Grieken. In zijn trant zijn in de archaïsche tijd nog vele andere didactisch-epische gedichten geschreven, waarvan er vele op Hesiodus' naam zijn gesteld; er is vrijwel niets van bewaard gebleven. Ook op de latere griekse literatuur heeft H. grote invloed uitgeoefend. Zijn theologische opvattingen beïnvloedden de praesocratische wijsgeren, zijn opvattingen over het dichterschap de oudste lyrici.
De voornaamste handschriften van de Theogonie
zijn de codices Parisinus graecus 2771 uit de lle
eeuw en Laurentianus 31, 39 (Florence) uit de 12e
eeuw, van Erga en Aspis codex Parisinus graecus
suppl. 663 (11e eeuw). Codex Laurentianus 32, 16 uit
1281 bevat alle drie de gedichten. Ook de papyrusvondsten
hebben belangrijke gegevens voor de tekstoverlevering
verschaft.
Lit. Uitgaven: editio princeps Milaan 1493. Beste moderne edities: A. Rzach, Hesiodi Carmina (Leipzig 1902, ³1913 := 1958). F. Solmsen/R. Merkelbach/M. L. West, Hesiodi Opera, Theogonia, Scutum, Fragmenta selecta (Oxford 1970). Uitgaven met commentaar: M.L. West, Hesiod, Works and Days Oxford 1978). W.J. Verdenius, A Commentary on Hesiod, Works and Days 1-382 (Leiden 1985). Met franse vertaling: P. Mazon, Hésiode (Paris 1928). Met engelse vertaling: H. G. Evelyn-White, Hesiod, the Homeric Hymns and Homerica (Loeb Class. Libr., London 1936). Duitse vertaling: W. Marg, Hesiod, Erga. Vom Arbeit, Wettstreit und Recht (Zürich 1968). R. Merkelbach/M. L. West, Fragmenta Hesiodea (Oxford 1967). Met commentaar: U. von Wilamowitz-Moellendorff, Hesiods Erga (Berlin 1928 = 1962). T. A. Sinclair, Hesiod, Works and Days (London 1932). C. Russo, Hesiodi Scutum (Florence 1950, ²1965). A. Traversa, Hesiodi Catalogi sive Eoarum fragmenta (Napels 1951). M. L. West, Hesiod, Theogony (Oxford 1966).
Scholia: A. Pertusi, Scholia vetera in Hesiodi Opera et Dies
(Milaan 1955). - L. di Gregorio,
Scholia vetera in Hesiodi Theogoniam (Milaan 1975).
Index: J. Paulson, Index Hesiodeus (Lund
1890). A. Rzach (PRE 8, 1167-1240). H. Schwabl (PRE Suppl. 12,
1970, 434-486). GGL 1, 246-289. W. W. Minton,
Concordance to the Hesiodic Corpus (Leiden
1976). M. Hofinger, Lexicon Hesiodeum cum indice inverso
(ib. 1978)- P. Waltz, Hésiode et
son poème moral (Paris 1906). F. Schwenn, Die Theogonie
des Hesiod (Heidelberg 1934). I. Sellschopp, Stilistische Untersuchungen
zu Hesiod (Diss. Hamburg 1934 = Darmstadt
1967). F. Solmsen, Hesiod and Aeschylus (New York 1949).
J. Schwartz, Pseudo-Hesiodea. Recherches sur la composition,
la diffusion et la disparition ancienne d'oeuvres attribuées à
Hésiode (Leiden 1960). Hésiode et son influence (Entretiens
sur Fantiquité classique 7, Genève 1962). E. Krafft, Vergleichende Untersuchungen zu Homer und Hesiod (Göttingen
1963). H. Troxler, Sprache und Wortschatz Hesiods (Zürich
1964). P. Walcot, Hesiod and the Near East (Cardiff 1966).
E. Heitsch e.a., Hesiod (Wege der Forschung 44, Darmstadt
1966).
[Nuchelmans]