Chaos (Χάος), in de griekse theogonie en kosmogonie het eerste wat ontstond (Hesiodus, Theogonie 116: πρώτιστα Χάος γένετο); uit de C. ontstonden de eveneens zuiver negatieve Erebus (Duisternis) en Nyx (Nacht); daarnaast stonden Gaia en Eros, die niet van C. afstamden. Over de aard van de C. zwijgt Hesiodus.
In later tijd, met name sinds Anaxagoras, wordt hij meer wijsgerig opgevat als de ongeordende oermaterie, de 'rudis indigestaque moles' van Ovidius (Metamorfosen 1, 5-9). In het geordende heelal behoudt de C. dikwijls een plaats als kosmische ruimte (tegenover aarde en hemel) of als duistere afgrond der onderwereld.
Lit. H. Schwabl (PRE, Suppl. 9, 1962, 1433v). J. Ternus
(RAC 2, 1031vv). F. Börtzler, Zu den antiken Chaoskosmogenien
(ARW 28, 1930, 253-268). [Nuchelmans]