Ptolemaeus (Πτολεμαῖος), naam van vijftien koningen en prinsen die na 305 vC over Egypte geheerst hebben of aanspraak maakten op de troon.
(1) Ptolemaeus I Σωτήρ (Sooter = redder),
zoon van Lagus en
Arsinoë, generaal van
Alexander de Grote, werd na diens dood, in 323 vC,
satraap
van Egypte, terwijl de halfbroer van Alexander,
Philippus III Arridaeus (in 317 vermoord),
en Alexander IV, de postume zoon van
Alexander de Grote en
Roxane, officieel als diens opvolgers
erkend werden. Alexander IV werd, 13 jaar oud,
vermoord in 310/309. In 305 nam Ptolemaeus I de koningstitel
aan; de bijnaam Soter werd hem in 304 door de
Rhodiërs toegekend. In de jaren die hieraan voorafgingen
en hierop volgden was hij, nu eens met de
ene, dan met de andere van de diadochen, al
naar gelang van de bondgenootschappen, in een
voortdurende strijd gewikkeld, voornamelijk om het
bezit van Coelesyrië. Ook in
Cyrenaica en op
Cyprus,
die hij veroverd had, moest hij herhaaldelijk
met zijn leger tussenbeide komen. Ptolemaeus huwde eerst
met Artakama, dochter van Artabazus, daarna met
Eurydice, de dochter van Antipater, en in 316
vC met zijn bijzit, de hofdame Berenice. Deze
bracht hem er toe Ptolemaeus, een van de vier kinderen die
zij hem schonk, tot zijn opvolger te benoemen ten
koste van Ptolemaeus Ceraunus, die uit het huwelijk met
Eurydice gesproten was. Ondanks de vele krijgsverrichtingen
wist Ptolemaeus het land stevig te organiseren, hij
reorganiseerde de
Sarapis-cultus
en stichtte de
polis Ptolemais.
Hij deed afstand van de
troon in 285 en stierf in 283 vC.
Ptolemaeus was de auteur van een geschiedwerk over Alexander
de Grote, dat een van de hoofdbronnen voor
Arrianus' Anabasis was.
Llt. H. Volkmann (PRE 23, 1603-1645). G. Wirth (PRE 23,
2467-2484). - J. Seibert, Untersuchungen zur Geschichte
Ptolemaios I (MB 56, München 1969).
Ptolemaeën.
(2) Ptolemaeus II Φιλάδελφος (Philadelphus),
zoon van Ptolemaeus en van
Berenice, volgde zijn
vader in 285 op en regeerde tot 246 vC. Hij huwde
ca. 281 vC Arsinoë I, de dochter van koning
Lysimachus van Thracië, en na deze in 279
verstoten te hebben, zijn eigen zuster
Arsinoë II, weduwe
van dezelfde Lysimachus en voormalige echtgenote
van haar halfbroer Ptolemaeus Ceraunus; dit was de
oorsprong van zijn bijnaam Philadelphus.
De uitbreiding van de egyptische invloed, ca. 280 vC, op de kuststeden van Klein-Azië en de opstand van zijn halfbroer Magas van Cyrene brachten Ptolemaeus in conflict met de Seleuciden en weldra brak de eerste syrische oorlog met Antiochus I uit (274-271), waarover weinig inlichtingen voorhanden zijn. Tijdens de chremonideïsche oorlog (267-261) steunde Ptolemaeus Athene en Sparta tegen Macedonië, maar zij werden door Antigonus Gonatas verslagen; Chremonides vluchtte met zijn broer naar Egypte en stelde er zijn militaire bevoegdheid ten dienste van Ptolemaeus Volgens sommigen had tijdens deze oorlog (in 262?) de zeeslag van Cos plaats, waarin Gonatas eveneens overwinnaar was. Een ander fel betwist punt is de identiteit van de Ptolemaeus, mederegent van Ptolemaeus II sinds 267, die meester was te Ephese en Milete en, tegen zijn vader in opstand gekomen, door zijn huurlingen, vermoedelijk in 259, vermoord werd. Ca. 260 brak de tweede syrische oorlog uit tussen Ptolemaeus II en Antiochus II, waarbij de meeste bezittingen in Klein-Azië ten gunste van de Seleucide verloren gingen. Het vredesverdrag dat in 253 (of 255?) gesloten werd voorzag in het huwelijk van Berenice, dochter van Ptolemaeus II, met Antiochus II, die zijn echtgenote Laodice verstootte en met haar twee zonen naar Klein-Azië (Ephese) verbande. Een compensatie vond Ptolemaeus II in Cyrenaica: Magas verzoende zich met hem en het huwelijk dat na 250, het jaar van zijn dood, tussen Magas' dochter Berenice II en de toekomstige Ptolemaeus III gesloten werd, verzekerde de terugkeer van deze streek aan Egypte.
Op het binnenlands vlak voerde Ptolemaeus II, met de hulp
van zijn διοικητής Apollonius, een politiek van economische
autarkie: uitbreiding van de akkergrond
door de vestiging van griekse soldaten-kolonisten in
het Faijûm, strenge regeling van de landbouwproductie
en van de distributie ervan, en oprichting of
reorganisatie van staatsmonopolies. Het overschot
aan graan, papyrus en weefsels, dat door de alexandrijnse
handel werd uitgevoerd, moest hem zilver
bezorgen voor het betalen van de vreemde huurlingen,
ijzer voor hun wapens en hout voor het
bouwen van een vloot. Er bestaat verschil van mening
over de vraag of zijn buitenlandse politiek
diende om aan deze handel de nodige afzetgebieden
te verzekeren en zich zekere grondstoffen goedkoper
te verschaffen, dan wel of dit economisch beleid de
basis vormde van een buitenlandse politiek die de
hegemonie over de hellenistische wereld beoogde.
Ptolemaeus bevorderde kunsten en wetenschappen en
bezorgde zijn land op cultureel gebied een leidende
plaats door de stichting van het Museum en de
bibliotheek te Alexandrië, waar hij de voornaamste
beoefenaars van letterkunde en wetenschap samenbracht.
Met de door Ptolemaeus I ingestelde Alexander-cultus
associeerde hij eerst zijn echtgenote
Arsinoë II,
daarna ook zichzelf, en te
Ptolemais stichtte
hij een cultus voor Ptolemaeus I, met eponieme priester. Zo
werd de cultus van de dynastie in feite door hem
ingezet. De instelling in 279/278 vC van de
Ptolemaea ter ere van zijn vader had een religieuze
betekenis maar ook een sterke politieke inslag: deze
feesten, die om de vier jaar gevierd werden, richtten
zich tot alle Grieken en maakten Alexandrië tijdelijk
tot een middelpunt van de gehele helleense wereld.
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1645-1666).
Zie ook Ptolemaeën.
(3) Ptolemaeus III Εὐεργέτης (Euergetes = weldoener),
zoon van Ptolemaeus en van Arsinoë
I, regeerde van 246 tot ca. 221 vC. Hij huwde
Berenice II, dochter van Magas van Cyrene.
Nauwelijks op de troon, raakte Ptolemaeus in de
derde syrische
oorlog, de z.g. laodiceïsche oorlog, verwikkeld. Bij
de dood van Antiochus II van
Syrië, in 246 vC, ontstond er onmiddellijk een conflict tussen diens
weduwe Berenice, dochter van Ptolemaeus II en Arsinoë I, en
diens voormalige echtgenote Laodice, die te Ephese
verbleef. Door zijn zuster te hulp geroepen, ondernam
Ptolemaeus III een veldtocht naar Syrië, maar hij vond er
Berenice en haar zoon vermoord. Hij trok toen met
zijn leger naar het oosten en drong, over de Eufraat,
Mesopotamië binnen (een belangrijk bericht over
deze tocht, doch met vele overdrijvingen, is bewaard
in de inscriptie van Adulis, ed. OGIS 54). Intussen
was echter vanaf eind 246 de zoon van Laodice,
Seleucus II Callinicus,
met het tegenoffensief begonnen.
Omdat hij zich niet sterk genoeg voelde, of omdat onlusten of hofintriges zijn aanwezigheid in eigen land vereisten, keerde Ptolemaeus III naar Egypte terug. Seleucus heroverde zonder veel moeite het rijk van zijn vader. Bij de vrede die Euergetes in 241 vC met hem sloot, behield de Lagide toch enkele belangrijke aanwinsten: Seleucia in Pieria, de haven van Antiochië, en kustgebieden in West-Cilicië (Tracheotis), Pamphylië en Ionië.
Onder de regering van Ptolemaeus III deden zich voor het
eerst economische moeilijkheden voor: prijsstijging
en muntontwaarding, op een bepaald ogenblik ook
een dreiging van hongersnood, die de invoer van
graan noodzakelijk maakte (vermeld in het decreet
van Canopus). Het is niet zeker dat dit reeds
aanleiding gaf tot misnoegen of onlusten onder de
inheemse bevolting, doch de vorst zag zich in elk
geval genoodzaakt het machtigste deel ervan, de
egyptische clerus, gunstig te stemmen door allerlei
maatregelen, waarvan het decreet van Canopus,
door een priestersynode in 237 vC uitgevaardigd,
getuigenis aflegt; in dit licht dient waarschijnlijk ook
gezien te worden de bouw van de machtige Horustempel
van Edfu,
waarmee onder Ptolemaeus III begonnen
werd. Vermelding verdient - als een staaltje van
de in die tijd levendige wetenschappelijke
belangstelling - dat genoemd decreet, door het invoeren
van een schrikkeljaar, poogde een kalenderhervorming
te verwezenlijken die eerst dank zij Julius Caesar
werkelijkheid werd.
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1667-1678).
Ptolemaeën.
(4) Ptolemaeus IV Φιλοπάτωρ (Philopator = vader liefhebbend),
zoon van vorige Ptolemaeus, regeerde van
ca. einde 221 tot 205 vC. Hij was niet veel ouder dan
17 jaar toen hij de troon besteeg en dit maakte het
zijn twee raadslieden Sosibius en Agathocles mogelijk
de feitelijke uitoefening van de macht aan zich
te trekken. Zij lieten, met zijn instemming, verschillende
personen van de koninklijke familie die hun
plannen in de weg stonden ter dood brengen, o.a. de
eigen moeder van Ptolemaeus, Berenice II. Ook
Cleomenes III,
de koning van Sparta, die na Sellasia naar
Egypte was gevlucht, werd hun slachtoffer.
Antiochus III
oordeelde het ogenblik gunstig en ontketende
de vierde syrische oorlog. Hij veroverde in 218
Seleucia in Pieria en rukte met zijn troepen naar het
zuiden op. Ptolemaeus Sosibius en Agathocles zetten het gebied
rond Pelusium onder water en sloten met Antiochus
een wapenstilstand van vier maanden (229/218)
voor het voeren van onderhandelingen. Intussen verzamelden
zij hun troepen en vulden ze aan met
huurlingen, voornamelijk 20.000 Egyptenaren, die
zij als hoplieten uitrustten en in het grootste
geheim trainden. Toen bij het einde van de wapenstilstand
de onderhandelingen afsprongen, hernam
Antiochus zijn aanvallen tegen de versterkte steden
van Coelesyrië. Ptolemaeus trok hem met zijn leger tegemoet
en bracht hem een verpletterende nederlaag toe in
de slag bij Raphia, aan de zuidgrens van Palestina,
op 23 juni 217. Hij veroverde daarna zonder moeite
Coelesyrië en werd overal door de bevolking met
vreugde begroet. Bij de vrede die Ptolemaeus met Antiochus
sloot, zag hij af van het gebied waarin hij verder
noordwaarts doorgedrongen was, alsook van Seleucia
in Pieria.
In 217 vC huwde Ptolemaeus IV zijn zuster, Arsinoë III. Dit jaar luidde ook de aanvang in van allerlei opstanden. Kleine groepen van verarmde mensen overvielen in de dorpen de politieposten, de huizen van de ambtenaren, soms zelfs egyptische tempels. Roversbenden maakten het platteland en de woestijnwegen onveilig. In Opper-Egypte had de rebellie een meer nationaal karakter en vanaf 206 vC werd het gebied rond en bezuiden Thebe voor een 20-tal jaren onafhankelijk, onder het bestuur van twee nubische farao's, eerst Harmachis (205) en, na 199, Anchmachis. Dit alles was te wijten aan de economische crisis met haar verhoogde belastingdruk; ook waren de Egyptenaren zelfbewust geworden door de bijdrage die zij op militair gebied geleverd hadden. Ptolemaeus streefde er naar tenminste de egyptische clerus voor zich te winnen, zoals blijkt uit de verschillende details van een decreet van de priestersynode die in 217 te Memphis gehouden werd om de overwinning van Raphia te vieren, en waarvan de voornaamste getuige te Pithom gevonden is (lit. bij F. Daumas, Les moyens d'expression du grec et de l'égyptien, Annales du Service des Antiquités d'Egypte, Suppl. 16, Le Caire 1952, 254-257).
De binnenlandse moeilijkheden beletten Egypte in
de europese aangelegenheden, o.a. in de punische
oorlog, tussenbeide te komen. Ptolemaeus liet overigens het
politieke beleid over aan zijn twee raadslieden en
gaf zich over aan een leven van weelde en plezier.
Hij verwijderde zijn zuster-gemalin Arsinoë III van
het hof en verving haar door Agathoclea, de zuster
van Agathocles.
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1691-1702). Zie ook Ptolemaeën.
(5) Ptolemaeus V Ἐπιφάνης (Epiphanes = verschijnend),
zoon van vorige Ptolemaeus, werd in 209/
208 vC, kort na zijn geboorte, tot mederegent uitgeroepen.
Hij regeerde zelfstandig, volgens de egyptische
bronnen vanaf 204, volgens Polybius vanaf
203 vC tot aan zijn dood in 180 vC. De dood van
zijn vader werd eerst geheim gehouden door Sosibius
en Agathocles. Om te verhinderen dat het regentschap
waargenomen zou worden door de koningin-moeder
lieten zij Arsinoë III vermoorden.
Sosibius stierf kort daarop en Agathocles
werd gedood tijdens onlusten die tegen hem gericht
waren en waarvan de strateeg Tlepolemus de aanstichter
was. Deze laatste nam toen het regentschap
waar. Na een verdrag gesloten te hebben met
Philippus V
van Macedonië viel
Antiochus III
Coelesyrië binnen (in 202?) en zijn overwinning te
Panion in 200 op de Aetoliër Scopas, de veldheer
van de Lagide, bracht deze streek in zijn macht
(vijfde syrische oorlog). Ca. 197 vC veroverde
Antiochus' vloot de ptolemaeïsche steden aan de
zuidkust van Klein-Azië en in 196 deed hij een
vergeefse aanval op Cyprus. De poging van Rome om
in 195 door middel van de gezant L. Cornelius Lentulus,
Antiochus en Ptolemaeus te verzoenen mislukte, maar
Antiochus sloot nog in datzelfde jaar, op eigen
initiatief, een vredesverdrag met Ptolemaeus, waarbij ook tot
een huwelijk van deze laatste met Antiochus' dochter
Cleopatra (I) besloten werd (in 194/193 voltrokken).
In 197 vC was Ptolemaeus V,
veertien jaar oud, te Memphis
naar egyptisch gebruik tot koning gekroond. Allerlei
gunsten, zoals amnestie voor rebellen, kwijtschelding
van achterstallige belastingen, vermindering
van de fiscale verplichtingen van de clerus en schenkingen
van geld aan goden en tempels, worden vermeld
in het decreet van de priestersynode van 196,
dat op de beroemde steen van
Rosette bewaard
is. Eerst in 186 vC werd het leger van Anchmachis
verslagen en werd de Thebais opnieuw verenigd met
Beneden-Egypte, dat inmiddels ook tot rust en vrede
was gekomen. Toen kon eveneens de bouw van de
tempel van Edfu, die in 206 onderbroken was,
voortgezet worden.
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1691-1702). Zie ook Ptolemaeën.
(6) Ptolemaeus VI,
zoon van Ptolemaeus
(vorige), volgde als kind zijn
vader op in 180 vC. Eerst regeerde zijn moeder,
Cleopatra I, in zijn plaats, daarna samen met hem
tot aan haar dood, in 176. Hij nam toen de cultusnaam
Philometor aan, maar daar hij nog steeds
minderjarig was, kwam de regering in handen van
Lenaeus, een syrische slaaf, en van de eunuch Eulaeus.
Ptolemaeus huwde in 175 zijn zuster Cleopatra II. In
170 brak de zesde syrische oorlog uit ten gevolge
van de oorlogsverklaring van Egypte aan Antiochus IV
Epiphanes. Beiden zonden gezantschappen
naar Rome, dat echter neutraal bleef. Ptolemaeus VI regeerde
nu samen met Cleopatra II en met zijn jongere broer
Ptolemaeus Physcon (de latere Ptolemaeus VIII Euergetes II).
Antiochus veroverde in 169 Pelusium, Eulaeus en Lenaeus
werden vervangen door Comanus en Cineas
en, terwijl er vredesonderhandelingen aangeknoopt
werden, drong de Seleucide steeds verder door in de
richting van Alexandrië. De bepalingen van het
verdrag dat tussen Antiochus IV
en Ptolemaeus VI gesloten
werd zijn onbekend. Het is evenmin zeker dat Antiochus
zich in 169, en niet het jaar daarop, te Memphis
tot koning van Egypte liet kronen. De Alexandrijnen
kwamen in opstand en riepen Ptolemaeus VIII tot
koning uit. Antiochus sloeg het beleg voor de stad
onder het voorwendsel dat hij Ptolemaeus VI in zijn rechten
wilde herstellen, maar hij moest onverrichterzake
naar zijn land terugkeren. Ptolemaeus VI verzoende zich in
168 met Ptolemaeus VIII en met zijn zuster-gemalin, en het
drieledige koningschap werd hersteld. Hun gezantschap
dat hulp ging vragen aan de achaeïsche bond
bleef zonder resultaat. In het begin van datzelfde
jaar hervatte Antiochus IV de oorlog. Zijn vloot veroverde
Cyprus en hij zelf drong met zijn leger tot
in Memphis door (liet hij zich toen tot koning kronen?).
Vandaar rukte hij op naar Alexandrië, maar
in de voorstad Eleusis kwam de romeinse gezant
Popilius Laenas in naam van de senaat eisen dat hij
Egypte en Cyprus zou ontruimen. Antiochus was
verplicht hieraan gevolg te geven.
Toen in 164 opnieuw een breuk ontstaan was tussen beide broers, werd, na tussenkomst van de Alexandrijnen, een overeenkomst gesloten dat voortaan Ptolemaeus VI alleen zou heersen over Egypte en Cyprus, en dat Ptolemaeus VIII het bestuur zou voeren over Cyrenaica. Ontevreden over deze schikking, trachtte Ptolemaeus VIII, zij het tevergeefs, door de tussenkomst van Rome te verkrijgen dat Cyprus aan hem toegekend zou worden. Nadat Ptolemaeus VI gepoogd had hem te laten vermoorden (156/155), besliste Ptolemaeus VIII bij testament dat zijn libisch koninkrijk aan Rome zou komen indien hij kinderloos stierf. De senaat schonk hem toen vijf schepen en liet toe dat zijn griekse en aziatische bondgenoten hem zouden helpen; hij landde op Cyprus, maar werd er gevangen genomen. Uit vrees voor Rome toonde Ptolemaeus VI zich genadig tegenover hem: hij liet hem naar Cyrene terugkeren. Doch hij stuurde zijn zoon Ptolemaeus Eupator, met de titel van koning, als gouverneur naar Cyprus (152). Na de dood van deze laatste, in 150, werd Cyprus met het rijk herenigd.
Ptolemaeus VI wendde toen zijn blik naar Syrië. Hier had
Attalus II van Pergamum een avonturier, Balas genaamd,
als kroonpretendent naar voren geschoven
tegen koning Demetrius I Soter. Met de instemming
van Rome en met de steun van Ptolemaeus VI en van
de Makkabeeër Jonathan viel Balas in 150 vC vanuit
Cilicië Syrië binnen, versloeg Demetrius, die
sneuvelde, en werd koning als Alexander I Balas.
Ptolemaeus VI schonk hem de hand van
zijn dochter Cleopatra Thea. Wegens zijn onbekwaamheid
ontmoette Balas allerwegen kritiek; toen
Demetrius II Nicator, de
jeugdige zoon van Demetrius I,
in 147 met een leger van kretenzische
huurlingen Syrië binnenrukte, werd hij door de
bevolking geestdriftig onthaald. Ptolemaeus VI, die ontsnapte
aan een aanslag die Balas tegen hem beraamd had,
sloot een bondgenootschap met Demetrius II Nicator
en huwde aan hem Cleopatra Thea uit. In de
hoofdstad aangekomen, werd hij door de Antiochiërs
tot koning uitgeroepen; hij weigerde evenwel
de kroon ten gunste van zijn schoonzoon Demetrius.
Beiden versloegen Balas, die een nieuw leger verzameld
had, nabij Antiochië, doch Ptolemaeus VI werd in de
slag gewond en stierf na enkele dagen (145 vC).
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1702-1719).
Ptolemaeën.
(7) Ptolemaeus VII Neos Philopator,
de zoon van Ptolemaeus en
Cleopatra II, werd door zijn vader met de regering
belast tijdens diens afwezigheid in de zomer van
145 vC. Hij was nog een kind en na de dood van
Ptolemaeus VI nam zijn moeder het regentschap waar, doch
op de dag van haar huwelijk met haar jongere broer
Ptolemaeus VIII liet deze zijn neef vermoorden.
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1720v).
![]() |
In laatstgenoemd jaar brak een oproer uit, dat vermoedelijk door Cleopatra II aangesticht was, en Ptolemaeus VIII vluchtte met Cleopatra III naar Cyprus. Cleopatra II liet nu haar zoon Ptolemaeus Memphites bij acclamatie tot koning kiezen, maar Ptolemaeus VIII liet de jongen uit Cyrene ontvoeren en naar Cyprus brengen. Cleopatra II besloot toen alleen te heersen met als cultusnaam Philometor Soteira. Omstreeks diezelfde tijd nam Ptolemaeus VIII de cultusnaam Tryphon aan. Om zich te wreken liet hij zijn en haar zoon, Memphites, doden en stuurde het gruwelijk verminkte lijk aan de moeder. Hijzelf landde in 131/130 weer in Egypte en vond er steun bij de inheemse bevolking, terwijl de Alexandrijnen, en vermoedelijk ook de meeste andere Grieken, zich aan de zijde van Cleopatra II schaarden. Hieruit ontstond een burgeroorlog, waarin geheel Egypte meegesleept werd. In 129 vC deed Cleopatra II, die in Alexandrië ingesloten was, een beroep op haar schoonzoon Demetrius II Nicator van Syrië, die, na tien jaar gevangenschap bij de Parthen, pas zijn troon heroverd had, en zij bood hem de kroon van Egypte aan. De aanval van Demetrius mislukte en Cleopatra vluchtte met de kroonschat naar Syrië. Alexandrië bood nog een jaar lang weerstand aan Ptolemaeus VIII. Toen hij de stad ingenomen had (in 127 of 126), nam hij wraak door het afschaffen van de gymnasiën, de religieuze en andere griekse verenigingen.
Geheel onverwacht verzoende Cleopatra II zich in
124 vC opnieuw met haar broer-gemaal: het drieledige
koningschap werd hersteld, mederegenten
werden twee van de vijf kinderen die Cleopatra III
van Ptolemaeus VIII had, de latere Ptolemaeus IX en Ptolemaeus X. De tweede
dochter, Cleopatra Tryphaena, werd uitgehuwelijkt
aan de nieuwe koning van Syrië, Antiochus VIII
Grypus, zoon van Demetrius II Nicator en van
Cleopatra Thea. Om de vete tussen Grieken en
Egyptenaren, een nasleep van de troonstrijd, te
beslechten vaardigde Ptolemaeus in 118 een amnestiedecreet uit.
Ptolemaeus VIII stierf in 117/116. Toen Cleopatra II op
haar beurt overleed (116), werd haar naam Philometor
Soteira door Cleopatra III aangenomen; zij
zelf werd getroffen door
damnatio memoriae.
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1721-1736).
Ptolemaeën.
(9) Ptolemaeus IX Philometor Soter II Lathyros Physkon,
oudste zoon van Ptolemaeus VIII en
Cleopatra III, geboren in 143/42,
priester van Alexander in 135/34 en 116-107 en gouverneur
van Cyprus, regeerde met zijn moeder in Egypte gedurende 116-107.
Hij verstootte Cleopatra IV
en trouwde met Cleopatra Selene. Toen hij moest vluchten voor
zijn moeder, was hij in 106-88 koning in Cyprus. Hij hielp in 103
Antiochus IX tegen
Antiochus VIII,
Cleopatra III en Ptolemaeus X. Daarna verhief hij in
Damascus
Demetrius III tot koning. Toen hij in 88 naar
Alexandrië was teruggekeerd, (Ptolemaeus X was verjaagd!),
regeerde Ptolemaeus in Egypte en Cyprus,
beval de damnatio memoriae van zijn broer Ptolemaeus X
en wees in 87 de hulp van Lucullus (5) tegen Mithradates (5)
af. Hij stierf in 80.
(10) Ptolemaeus X Alexander I,
zoon van Ptolemaeus VIII en
Cleopatra III, strateeg op
Cyprus in 114/13 en daarna koning in 110-107, was mederegent
van zijn moeder in Egypte in 107-101 en priester van Alexander van 107
tot 105. Hij streed in Syrië tegen Ptolemaeus IX,
zette in 101
zijn moeder aan de kant en trouwde als koning met Cleopatra
Berenice. Nadat hij door de Alexandrijnen in 88 was verjaagd,
stierf Ptolemaeus in een zeeslag bij Cyprus.
(11) Ptolemaeus XI Alexandros II,
zoon van Ptolemaeus X,
rond 105 geboren, werd vanwege gevechten om de macht door Cleopatra
III in 103 naar Kos gebracht, in 88 door
Mithradates
naar Pontus ontvoerd, maar vluchtte in 84 naar
Sulla en naar
Rome. Na de dood van Ptolemaeus IX werd hij 80 mederegent en
echtgenoot van zijn stiefmoeder Cleopatra Berenice III,
die hij na 19 dagen liet vermoorden; daarna werd hij door de
Alexandrijnen gedood. Ptolemaeus vermaakte bij testament
Egypte en Cyprus aan Rome.
(12) Ptolemaeus XII Theos Philopator Philadelphos Neos
Dionysos Auletes ('fluitspeler', bevorderaar
van de Dionysuscultus), zoon van Ptolemaeus IX,
werd rond 111/08 (?) geboren;
hij werd door de Alexandrijnen in 80 alleen tot koning van Egypte gekozen.
Hij trouwde in 69/68 met Cleopatra V. Hij werd pas in 59 als koning en
'socius atque amicus populi Romani' door omkoping van
Caesar
en Pompeius
erkend, maar hij moest voor de Alexandrijnen naar Rome vluchten.
Pompeius en Crassus
deden hun best om hem terug te brengen. In 55 bracht
A. Gabinius Ptolemaeus naar Egypte. Ptolemaeus zette zijn
dochter Berenice, die intussen geregeerd had, aan de kant
en eiste via
C. Rabirius Postumus
als Dioiketes de hoge steekpenningen. Zijn testament dat
in Rome en Alexandrië gedeponeerd was,
legde vast dat Ptolemaeus XIII en
Cleopatra hem samen opvolgden.
(13) Ptolemaeus XIII Philopator Philadelphos
werd als oudste
zoon van Ptolemaeus XII geboren in 61. Hij was vanaf 51 mederegent van
zijn zus en vrouw Cleopatra (10), maar in 48 verdreef hij
haar. Hij stond de moord op Pompeius toe. Toen hij door
Caesar tot verzoening met Cleopatra gedwongen werd, streed hij tegen hem,
maar verdronk in 47 in de Nijl.
(14) Ptolemaeus XIV Philopator werd
als zoon van Ptolemaeus XII in 59 geboren.
Van Caesar kreeg hij samen met Arsinoe in 48 Cyprus.
Vanaf 47 was hij echtgenoot
en mederegent van Cleopatra
en vanaf 46 'socius et
amicus populi Romani', maar werd in 44 door Cleopatra opzijgezet.
(15) Ptolemaeus XV Caesar Theos Philopator Philometor
(Καισαριών), werd als zoon van Caesar en
Cleopatra
geboren in 47. Hij regeerde samen
met haar in 44-30 en sinds 34 als 'Koning der Koningen', maar werd op bevel van
Octavianus in 30 gedood.
Lit. H. Volkmann (PRE 23, 1738-1761). [Vergote]
(16) Ptolemaeus, koning van
Mauretanië van 23 tot 40 nC,
zoon van Iuba II
en Cleopatra Selene, kleinzoon
van Marcus Antonius.
Omdat Ptolemaeus de Romeinen hulp
geboden had in de oorlog tegen Tacfarinas van
Numidië, beloonden dezen hem met de eretitel
socius atque amicus populi Romani en met een
scepter en koningsmantel. In 40 werd Ptolemaeus door zijn
neef keizer Caligula
naar Rome ontboden en omgebracht;
de reden daarvoor was vermoedelijk dat
Caligula het rijk van Ptolemaeus, op wiens rijkdom hij
afgunstig was, wilde annexeren.
Lit. M. Hofmann (PRE 23, 1768-1787).