Demetrius

Demetrius (Δημήτριος), Zowel in Griekenland als daarbuiten veel voorkomende griekse eigennaam:

munt (1) Demetrius I Poliorcetes ('Stedendwinger', ca. 336-283), zoon van Antigonus I van Macedonië en Stratonice, schoonzoon van Antipater, wiens dochter Phila hij in 321 huwde. Tot aan de dood van zijn vader (301) stond D. hem krachtdadig bij in diens strijd om de heerschappij over de gehele nalatenschap van Alexander. In de slag bij Gaza (312) leed hij weliswaar een ernstige nederlaag tegen Ptolemaeus van Egypte, maar deze werd op zijn beurt verslagen in een zeeslag bij het cyprische Salamis (306); in 307 verloste D. Athene van de heerschappij van Cassander en Demetrius van Phalerum; Antigonus en zijn zoon werd door de dankbare Atheners goddelijke eer toegekend, hun standbeelden werden naast die van de tirannendoders Harmodius en Aristogiton geplaatst. D. werd mederegent van zijn vader; beiden namen de koningstitel aan. De belegering van het met Ptolemaeus verbonden eiland Rhodus (305-304) mislukte ondanks het gebruik van de modernste belegeringsmachines, maar in 302 werd in Corinthe de panhelleense bond opnieuw opgericht onder protectoraat van Antigonus en D. Antigonus' nederlaag en dood bij Ipsus (301) maakten een eind aan diens rijk in Azië, D. zag zijn macht beperkt tot Cyprus, de Aegeïsche eilanden, Megara, Corinthe en de kuststeden van Ionië, Carië en Phenicië; de panhelleense bond viel uiteen, Athene hernam zijn vrijheid (Lachares). D. wist zich echter te handhaven, intervenieerde na Cassanders dood (298) in de troonstrijd tussen de macedonische koningen Alexander V en Antipater, vermoordde de eerste, verdreef de laatste en besteeg de macedonische troon (294). In hetzelfde jaar heroverde hij Athene, en van 293 tot 291 Boeotië en Thessalië.

Intussen bereidde hij de herovering van het aziatische rijk van zijn vader voor. Toen in 288 vC bij een inval van Pyrrhus en Lysimachus de Macedoniërs van D. afvielen, benoemde hij zijn zoon Antigonus Gonatas tot stadhouder van zijn griekse gebieden en landde zelf met geringe strijdkrachten in Azië. Daar werd hij na aanvankelijke successen in 285 door zijn schoonzoon Seleucus I verslagen. Hij stierf in 283 in gevangenschap te Apamea in Syrië.

D., een eerzuchtig en energiek, maar hoogst onstuimig en wispelturig man, was een beter veldheer dan bestuurder; de belegeringskunst gaf hij een 'wetenschappelijke' basis. Afbeeldingen van D. heeft men herkend in een borstbeeld uit Herculaneum, dat zich thans in het Museo Nazionale te Napels bevindt, en in een borstbeeld in het Vaticaans Museum.


Lit. Diodorus Siculus, boeken 18-20. Plutarchus' biografie van D. - J. Kaerst (PRE 4, 2769-2792). - E. Newell, The Coinages of D. Poliorcetes (London 1927). G. Dimitrakos, Demetrios Poliorketes und Athen (Diss. Hamburg 1937). G. Elkeles, Demetrios der Städtebelagerer (Diss. Breslau 1941). E. Manni, Demetrio Poliorcete (Rome 1952).


(2) Demetrius II van Macedonië (ca. 276-229), kleinzoon van Demetrius, zoon van Antigonus Gonatas, werd mede regent van zijn vader in 262 en volgde hem in 239 als koning op; in hetzelfde jaar liet hij zich scheiden van Stratonice, een dochter van Antiochus I, omdat zij hem geen zoon schonk, en huwde hij de epirotische prinses Phthia. Zijn gehele regeringsperiode wordt beheerst door de z.g. demetrische oorlog, waarin aetolische en achaeïsche bond gezamenlijk de macedonische invloed in Griekenland trachtten terug te dringen. Na aanvankelijke successen en een overwinning op Aratus van Sicyon moest D. steeds meer steunpunten in Griekenland prijsgeven, terwijl ook Epirus, waar ca. 231 de monarchie door een republiek werd vervangen, zich bij de bonden aansloot. D, stierf in 229 na een nederlaag tegen uit het noorden binnenvallende Dardani. Het prestige van Macedonië bereikte onder zijn regering een dieptepunt waarvan het zich nauwelijks meer zou herstellen. De zwakke vorst werd opgevolgd door Antigonus Doson, die twee jaar regent was voor D.' jeugdige zoon Philippus V, maar in 227 zelf de troon besteeg.


Lit. J. Kaerst (PRE 4, 2792v). V. Costanzi, Δημητριακός πόλεμος (Saggi di storia antica e di archeologia offerti a G. Beloch, Rome 1910, 59-79). P. Treves, La tradizione politica degli Antigonidi e l'opera di Demetrio II (Rendiconti Accademia dei Lincei 1932, 167-205).


munt(3) Demetrius I Soter (187-150), tweede zoon van Seleucus IV. Hij kwam in 175 vC als gijzelaar naar Rome ter vervanging van zijn oom Antiochus, die in dat jaar als Antiochus IV Seleucus opvolgde. D. moest lijdzaam toezien hoe Antiochus in 164 opgevolgd werd door zijn onmondige zoon Antiochus V. In 162 ontvluchtte hij uit Rome, bracht Antiochus V en diens regent Lysias om het leven en nam bezit van de troon der Seleuciden. Van 162 tot 157 streed D. met succes tegen de opstandige joden: in Judea benoemde hij Alcimus tot hogepriester en hij zond zijn veldheren Lysias, Nicanor en Bacchides naar Jeruzalem om deze benoeming kracht bij te zetten. In 158 mengde hij zich in een cappadocische troonstrijd, hetgeen voor Rome en Pergamum de aanleiding was om de usurpator Alexander Balas te steunen. Deze bouwde een sterke macht op en versloeg D. bij Antiochië. D. sneuvelde, Alexander Balas volgde hem op. Het portret van D. I komt voor op veel munten.



Lit. H. Willrich (PRE 4, 2795-2798). - 1M 7-10; 2M 14. H. Volkmann, Demetrios J. und Alexander I von Syrien (Klio 19, 1925, 373-412).


munt (4) Demetrius II Nicator (ca. 161-125), oudste zoon van Demetrius I, koning van het Seleucidenrijk van 145 tot 140 en van 129 tot 125. D. versloeg de usurpator Alexander Balas en besteeg de troon. Reeds spoedig echter raakte hij verwikkeld in een langdurig conflict met een generaal, Diodotus Tryphon, die Alexander Balas' tweejarige zoon Antiochus en kort daarop zichzelf tot tegenkoning uitriep. Aan de opstandige joden deed hij verschillende concessies. Toen D. in 140 tegen de Parthen te velde trok, boekte hij aanvankelijk successen, maar in 139 werd hij gevangen genomen; pas in 129 werd hij vrijgelaten en nam hij opnieuw bezit van de troon, die van 139 tot 129 door zijn jongere broer Antiochus VII bezet was geweest. Ptolemaeus VIII van Egypte trachtte hem te verdrijven en Sabinas, een zoon van Alexander Balas, op de Seleucidentroon te zetten. In 125 vC werd D. bij Tyrus vermoord.


Lit. H. Willrich (PRE 4, 2798-2801). - 1M 10-14.


munt(5) Demetrius III Theos Philopator Soter, kleinzoon van Demetrius II Nicator, vierde zoon van Antiochus VIII. Door Ptolemaeus IV in 95 vC te Damascus gekroond, heerste hij sindsdien, evenals zijn broer Philippus, over een deel van het stervende Seleucidenrijk. Van zijn regering is weinig met zekerheid bekend. Ca. 88 vC raakte D. in parthische gevangenschap, waar hij aan een ziekte overleed.


munt(6) Demetrius, koning van Bactrië in de 2e eeuw vC, zoon van Euthydemus; hij volgde ca. 190 vC zijn vader op. D. breidde vanaf ca. 184 vC de bactrische heerschappij uit over een groot deel van het noordwesten van India. Hierbij imiteerde hij bewust Alexander de Grote; evenals deze streefde hij naar een culturele fusie van de onder zijn gezag staande volkeren (steden met mengbevolking; munten met tweetalige opschriften in grieks en prakriet). Ca. 160 vC verwekte een zekere Eucratides in het bactrische kerngebied een revolutie en maakte zich van de macht meester. D. sneuvelde bij een poging om Eucratides te verdrijven.


Lit. W. Tarn, The Greeks in Bactria and India (Cambridge 1951) 129-200.


(7) Demetrius van Phalerum (ca. 350-ca. 283), peripatetisch wijsgeer, pro-macedonisch politicus en geleerde, leerling van Aristoteles en Theophrastus. In 322, na de lamische oorlog, werd hij, samen met Demades, als gezant naar Antipater gezonden om over de vrede te onderhandelen; in 318 ontkwam hij ternauwernood aan een terechtstelling, maar in 317 werd hij door Cassander, nadat deze Athene bezet had, als gouverneur van de stad aangesteld. Tijdens de tien jaar van zijn voortreffelijk bestuur, waarin hij de politieke ideeën van Aristoteles poogde te verwezenlijken, beleefde Athene een grote bloei. Hij was ook bevriend met Menander. In 307 werd D. door Demetrius Poliorcetes uit Athene verdreven. Na een verblijf in Thebe - en misschien in Macedonië - begaf hij zich naar Alexandrië, waar Ptolemaeus I hem onder andere met de inrichting van het Museum belastte. Nadat hij bij Ptolemaeus II in ongenade gevallen was, overleed D. ergens op het egyptische platteland.

De redevoeringen van D. genoten meer bewondering om hun fraaie vorm en voordracht dan om de diepte van hun inhoud. Behalve deze publiceerde hij populair-wijsgerige - o.a. Σωκράτης, Περὶ ὀνείρων (De dromen) en Περὶ τυχῆς (Het toeval) -, historische - o.a. over zijn bestuur Περὶ τῆς δεκαετίας (De tien jaar) en Περὶ τῆς Ἀθήνησι νομοθεσίας (De wetgeving te Athene) -, retorische en filologische geschriften (o.a. over Ilias en Odyssee). Voorts gaf hij de fabels van Aesopus, de spreuken der zeven wijzen en de lijst der attische archonten uit. Ten onrechte staat op zijn naam de stijlleer Περὶ ἑρμηνείας (Demetrius). Cicero achtte in D. de platoonse synthese van wijsgeer en politicus op voorbeeldige wijze belichaamd.


Lit. Diogenes Laërtius 5, 75-85. - Testimonia en fragmenten bij F. Wehrli, Demetrios von Phaleron (Die Schule des Aristoteles 4, Basel 1949). - Martini (PRE 4, 2817-2841). GGL 2, 76-80. - E. Bayer, Demetrios Phalereus der Athener (Tübinger Beiträge 36, Stuttgart 1942). S. Dow/A. Travis, Demetrios of Phaleron and his Lawgiving (Hesperia 13, 1943, 144-165).


(8) Demetrius Lacon, griekse wijsgeer uit de 2e eeuw vC, aanhanger van het epicurisme, vriend van Zeno van Sidon. We bezitten van D. op papyrus enkele onleesbare - fragmenten van zijn tractaat Περὶ μετεωρισμοῦ (De lichtzinnigheid). Volgens Sextus Empiricus (Πρὸς μαθηματικούς 8, 348) oefende hij kritiek uit op het scepticisme van Carneades van Cyrene.


Lit. Fragmenten bij W. Crönert, Kolotes und Menedemos (Leipzig 1906) 100-125 en V. de Falco, L'Epicureo Demetrio Lacone (Napels 1923). - R. Philippson, Papyrus Herculanensis 831 (Am. Journ. of Philology 64, 1943, 148-162).


(9) Demetrius Cynicus, wijsgeer die in de 1e eeuw nC te Rome de leer der cynici predikte. Hij was bevriend met de stoïcijnen Seneca - die zijn ascetische levenswijze en zijn vrijmoedig optreden roemt - en Thrasea Paetus, bij wiens zelfmoord (67) hij aanwezig was. Kort daarop werd D. door Nero verbannen; onder Vespasianus keerde hij naar Rome terug, maar spoedig werd hij wegens zijn kritiek op de keizer opnieuw uit de stad verwijderd.


Lit. H. von Arnim (PRE 4, 2843v).


Lijst van Namen