Lamische oorlog (323-322), aan de stad Lamia ontleende benaming voor de na de dood van Alexander de Grote door Athene ontketende vrijheidsoorlog. Toen het doodsbericht Athene bereikte, brachten de strateeg Leosthenes, Hyperides en andere vijanden van Macedonië een groot huurlingenleger op de been, waarbij zich de Aetoliërs aansloten. Deze krijgsmacht sloot Alexanders europese stadhouder Antipater in te Lamia. De redenaar Demosthenes, die naar aanleiding van de Harpalus-affaire Athene verlaten had, werd in triomf in de stad teruggehaald. Snel sloeg de op stand over op bijna geheel Midden-Griekenland en grote delen van de Peloponnesus en Noord-Griekenland.
Pas toen zijn schoonzoon Craterus hem te
hulp kwam, kon Antipater het beleg van Lamia
breken; in 322 werden de verbonden Grieken bij
Crannon (ten zuidwesten van Larissa) verslagen, de atheense krijgsvloot vond
door toedoen van Clitus een
definitief einde in de zeeslagen bij
Abydus en
Amorgus.
De opstandige gebieden werden door
Antipater onderworpen, in Athene, dat onvoorwaardelijk
moest capituleren, nam de pro-macedonische
partij het heft weer in handen: Demades
en Phocion vervingen de democratie door een
timocratie en accepteerden een macedonisch garnizoen in
de haven Munichia.
Demosthenes onttrok zich door
zelfmoord aan uitlevering. Hyperides,
die ook de
lijkrede op de gevallen Atheners, onder wie Leosthenes,
had gehouden, werd door Antipater op wrede
wijze ter dood gebracht.
Lit. Hyperides, Epithaphius. - H. Schaefer, Der Lamische
oder hellenische Krieg nach den Quellen dargestellt (Diss.
Giessen 1886). E. Lepore, Leostene e le origini della guerra
lamiaca (Parola del Passato 10, 1955, 161-185). [Nuchelmans]