Antigonus (Ἀντίγονος), griekse eigenaam, gedragen door onder meer drie macedonische koningen, een griekse kunstenaar-schrijver en de laatste vorst uit het huis der hasmoneeën.
(1) Antigonus I Monophthalmus of Cyclops, een van de hoofdfiguren uit de ingewikkelde diadochenstrijd, geboren ca. 382. Als generaal van Alexander de Grote werd A. in 333 door deze aangesteld tot satraap van Phrygië. Bij de herverdeling der satrapieën (323) ontving hij Phrygië, Lycië en Pamphylië, in 321 het oppercommando over de strijdkrachten in Azië. Spoedig daarna begon hij rechtstreeks te streven naar de heerschappij over het gehele rijk. Drie jaar voerde hij oorlog tegen de satraap Eumenes, die in 316 verslagen werd, vervolgens tegen een coalitie van Seleucus (Babylon), Ptolemaeus (Egypte), Cassander (Macedonië) en Lysimachus (Thracië). Ondanks de nederlaag die Ptolemaeus A.' zoon Demetrius Poliorcetes bij Gaza toebracht, wist A. in 311 een vrede te bedingen waarbij Klein-Azië en Syrië van de Hellespont tot aan de Eufraat hem toevielen. In 307 zond hij Demetrius naar Griekenland om dit van de garnizoenen van Cassander te verlossen en er zijn eigen invloed te versterken: Athene en vele andere steden werden bezet en in 302 vernieuwde hij de panhelleense bond van Corinthe. Toen Ptolemaeus' vloot in 306 bij het cyprische Salamis verslagen was, nam A. als eerste van de diadochen de koningstitel aan, welk voorbeeld door Ptolemaeus, Lysimachus en Seleucus spoedig gevolgd werd. Tenslotte werd hij door dezen verslagen en sneuvelde hij 80 jaar oud in de historische slag bij Ipsus (301).
Onder de diadochen was A. de belangrijkste verdediger
van het herstel van de rijkseenheid tegenover
de 'separatisten' die afzonderlijke staten in het leven
wilden roepen. A.' reputatie berust op zijn grote
talenten als veldheer.
Lit. J. Kaerst (PRE 1, 2406-2413). - Diodorus Siculus, boeken
18-21. Plutarchus' levens van Eumenes en Demosthenes. R.
H. Simpson, Antigonus the One-Eyed and the Greeks
(Historia 8, 1959, 385-409).
(2) Antigonus II Gonatas,
zoon van Demetrius Poliorcetes,
kleinzoon van Antigonus, geboren 320 vC (te Gonni in
Thessalië?). In 287 werd hij stadhouder van
Demetrius' gebieden in Griekenland. Na de dood van zijn
vader in 283 sierde hij zich met de titel van koning
van Macedonië, maar hij moest nog lange en hevige
gevechten leveren tegen Lysimachus, Ptolemaeus
Ceraunus en Sosthenes, voordat hij in 276 metterdaad
bezit kon nemen van de troon. Deze behield hij tot
zijn dood in 239; slechts twee jaar (274-272) moest
hij hem afstaan aan
Pyrrhus van Epirus. Onder de
krachtige regering van A. herwon Macedonië veel
van zijn vroegere invloed en bloei. Tijdens de tegen
hem gerichte chremonideïsche oorlog
(267-261)
versloeg hij in 265 bij Corinthe het peloponnesische
leger van koning Areus van Sparta en nam in 262
Athene in, dat een macedonisch garnizoen opgelegd
kreeg. In de tweede syrische oorlog (260-253)
streed hij aan de zijde van Antiochus II tegen
Ptolemaeus II. Sinds 250 moest hij de macht over
Griekenland steeds meer delen met de achaeïsche en
aetolische bond. A. was een leerling van de wijsgeer
Zeno en beoefende ook zelf de wijsbegeerte; aan zijn
hof nodigde hij dichters (Aratus, Alexander de
Aetoliër), wijsgeren (Persaeus) en geschiedschrijvers
(Hiëronymus van Cardia). Van A. zou het gezegde
stammen βασιλεία ἔνδοξος δουλεία (het koningschap
is een eervol dienaarschap).
Lit. J. Kaerst (PRE 1, 2413-2417). -W. W. Tarn, Antigonos
Gonatas (Oxford 1913). W. Fellmann, Antigonos Gonatas,
König der Makedonen, und die griechischen Staaten (Würzburg
1930). M. Chambers, The first Regnal Year of Antigonus
Gonatas (American Journal of Philology 75, 1954, 385-394).
(3) Antigonus III Doson, zoon van A. Gonatas' halfbroer
Demetrius van Cyrene, kleinzoon van Demetrius
Poliorcetes. In 229 bij de dood van Demetrius II
werd hij regent voor diens jeugdige zoon
Philippus V,
maar kort daarop huwde hij Demetrius' weduwe
Phthia en werd in 227 zelf koning van Macedonië.
A. steunde de achaeïsche bond tegen de spartaanse
koning Cleomenes en stichtte in 224 een nieuwe
panhelleense bond, waarvan hij de leiding nam. Hij
bezette Corinthe en
verwoestte Mantinea (223). In
222 versloeg hij bij Sellasia Cleomenes en nam
Sparta in - voor de eerste maal in de geschiedenis.
Enkele maanden later stierf hij op 42-jarige leeftijd.
Lit. J. Kaerst (PRE 1, 2418v). - W. Bettingen, König Antigonos
Doson von Makedonien (229-220 v.Chr.) (Diss. Jena,
Weida 1912). M. T. Piraino, Antigono Dosone re di
Macedonia (Palermo 1954).
(4) Antigonus van Carystus op
Euboea (ca. 290 - ca. 220),
griekse beeldhouwer en schrijver, leerling van de
wijsgeer Menedemus van Eretria. Hij verbleef in
Athene en later aan het hof van Attalus I in
Pergamum, waar hij samen met de beeldhouwers Epigonus,
Phyromachus en Stratonicus werkte aan
bronzen beelden die tonelen uit Attalus' strijd tegen
de Galaten weergaven. A. is ook de auteur van
biografieën van contemporaine wijsgeren, waarvan
fragmenten bewaard zijn door Diogenes Laërtius en
Athenaeus. Onder A.' naam is een kleine verzameling
anecdoten bewaard gebleven: Ἱστοριῶνπαραδόξων συναγωγή (Verzameling van zonderlinge
geschiedenissen), uitgegeven door O. Keller, Rerum
naturalium scriptores Graeci minores (1877). Voorts
schreef hij over kunstgeschiedenis.
Lit. U. von Wilamowitz-Moellendorff, Antigonos von
Karystos (Philologische Untersuchungen 4, 1881).
(5) Antigonus,
zoon van de voorlaatste hasmoneeënkoning
Aristobulus II; op munten noemt hij zich ook Matthathias.
Samen met zijn vader zat hij vanaf 63 vC
in Rome gevangen. Vrijgelaten, slaagde hij er in 40
in, met behulp van de in Syrië binnenvallende
Parthen, de troon van zijn vader te herwinnen. In de
herfst van hetzelfde jaar stelde de romeinse senaat
echter de naar Rome gevluchte
Herodes tot koning
van Judea aan. Eerst na een langdurige strijd konden
de Romeinen en Herodes Jeruzalem innemen.
A. werd in Antiochië op last van Marcus Antonius
ter dood gebracht (37 vC).
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2419v). - Schürer 1, 354-360.
[Nuchelmans]