Herodes de Grote

(I) Leven. Omtrent het leven van Herodes (Ἡρώδης) de Grote zijn we ingelicht door Ant. 14-20 en Bell. 1-2. Het NT vermeldt zijn optreden in Mt 2,1-22 en Lc 1,5. Hij was de zoon van Antipater, een Idumeeër, en Cyprus, een nabateese (arabische) en werd opgevoed aan het hof van Johannes Hyrcanus II te Jeruzalem, waar zijn vader als maiordomus een machtige positie innam, nadat hij in 47 vC door de gunst van Caesar romeins burger en 'strateeg' van Judea geworden was. Hij liet zijn zonen Phasaël en Herodes als gouverneurs in Judea en Galilea regeren. Herodes deed al spoedig van zich spreken door zijn optreden (47) tegen rebellen in Galilea, die onder leiding stonden van een zekere Ezechias. Hij werd wegens de bloedige onderdrukking van deze opstand door het Sanhedrin in Jeruzalem ter verantwoording geroepen, maar wist zich door driest militair vertoon en steun van de Romeinen te handhaven. Toen zijn vader in 43 vermoord was, werd hij door Antonius in naam van het triumviraat als opvolger aangewezen. In Jeruzalem functioneerde de zwakke Johannes Hyrcanus II als hogepriester en in hem regeerde nog een rest van de in verval gekomen dynastie der Hasmoneeën. Een kritieke situatie ontstond, toen Palestina in 40 door de Parthen bezet werd, Johannes Hyrcanus II van het hogepriesterschap werd ontheven (nadat men hem zijn oren had afgesneden) en diens neef Antigonus tot koning werd uitgeroepen. Phasaël pleegde zelfmoord, Herodes vluchtte naar Rome en werd daar door de senaat tot koning van Judea aangesteld. Na een langdurige strijd werd Jeruzalem door Herodes en de Romeinen veroverd en Antigonus ter dood gebracht.

In 37 was Herodes onbetwist heerser. Door zijn huwelijk met Mariamne, een prinses uit het hasmoneese koningshuis heeft hij misschien gehoopt, de traditie van dit huis aan het zijne te verbinden en daarmee de gunst van de joodse elite te winnen. Tussen de jaren 37 en 31 versterkte hij zijn macht en ontzag zich niet, de priesterklasse door voltrekking van doodvonnissen en door confiscaties te vernederen. In Jeruzalem liet hij de tempelburcht versterken en noemde die 'Antonia' naar zijn beschermer in Rome.

Tegen Herodes ageerde Cleopatra, de laatste farao van Egypte, die gedurende haar liefdesverhouding tot Antonius een gevreesde vijandin is geweest. Een tegenstandster van Herodes was ook zijn schoonmoeder Alexandra, die gedaan wist te krijgen dat de minderjarige Aristobulus III, een broer van Mariamne, tot hogepriester werd aangesteld. De jongen was populair bij de bevolking en daarom liet H. hem uit jaloezie en vrees verdrinken in een vijver bij Jericho.

Daarvoor ter verantwoording geroepen, zag hij kans zich tegenover Antonius vrij te pleiten. Na de nederlaag van Antonius en Cleopatra bij Actium (31) stelde H. zich onmiddellijk ter beschikking van Octavianus en wist ook diens gunst te winnen. Hij verkreeg van hem zelfs verlof om aan Alexandra en Mariamne het doodvonnis te voltrekken.

Ook Johannes Hyrcanus II werd op zijn bevel om het leven gebracht. In zijn buitenlandse politiek afhankelijk van Augustus regeerde hij in Palestina over een gebied, dat in uitgestrektheid te vergelijken zou zijn met het rijk van David. Hoewel de aan hem onderworpen joden voor de halve-jood uit Idumea geen teken van sympathie toonden, heeft hij toch veel voor de verbetering van hun positie in het romeinse rijk kunnen doen. Van economische vooruitgang en activiteit getuigen de grote bouwwerken, die onder zijn gezag tot stand kwamen: ingrijpende vernieuwingen en uitbouw vertoonden Samaria, dat van nu aan Sebaste zou heten, en Caesarea (Hand 23,35); in Jeruzalem werd een paleis gebouwd (Mt 27,27) en de tweede tempel uitgebreid (Mc 13,1). Ten z.o. van Betlehem werd het Herodeion opgericht, aan de westelijke oever van de Dode Zee werd op de rots van Masada een paleis gebouwd, dat gedurende de jaren 1963-65 is ontgraven. De opgravers vonden hier de sporen van een paleisvesting, die in sterkte en pracht de beschrijving van Josephus overtreft. In Jericho werd een wimterpaleis gebouwd, omringd door vijvers en tuinen en verbonden met een amphitheater en een hippodroom.

De laatste regeringsjaren van Herodes zijn voor hem vergiftigd door wantrouwen jegens zijn zonen. Alexander en Aristobulus, zonen die Mariamne hem gebaard had, werden op zijn bevel in 7 vC om het leven gebracht. Antipater, zoon van Herodes en Doris werd aanvankelijk begunstigd, maar na een daad van overmoed in 4 vC ter dood gebracht. Dit gebeurde kort voordat H. in Jericho na een hevig lijden stierf.

(II) Het oordeel van de geschiedschrijving over Herodes is ambivalent. Josephus heeft zijn informatie ontleend aan Nicolaus van Damascus, als secretaris van H. goed op de hoogte, maar als hofhistoriograaf tot bewondering van zijn heer verplicht. De rabbijnse bronnen bewaren tradities die getuigen van teleurstelling over het optreden van een koning, die aanvankelijk door de farizeeën niet onwelwillend begroet was. Het verhaal van de kindermoord in Betlehem naar Mt 2 onderstreept, hoezeer in de oudchristelijke gemeente de negatieve beoordeling door de joodse kringen nog is verscherpt. In elk geval is de dag van zijn dood kort voor het paasfeest van 4 vC tot een feestdag uitgeroepen; dat is veelzeggend. De berichten over H. maken de indruk dat hij veel gewaagd en meestal gewonnen heeft wanneer het ging om de verovering van macht en de handhaving van gezag. Zijn optreden was hard en rechtlijnig tegenover onderdanen en bestrijders van zijn macht, in zijn uitbuiting van de bescherming door Rome toonde hij diplomatieke buigzaamheid en gevoel voor een situatie.

De moderne geschiedschrijving weerspiegelt de oude ambivalentie in de beoordeling van H. H. Willrich, Das Haus des Herodes zwischen Jerusalem und Rom (Heidelberg 1929). Hij zag in hem een man die vergeefs gepoogd had het joodse volk in de cultuur van zijn tijd te integreren; daartegenover staan de beschouwingen van Klausner, Graetz e.a. die hem slechts als een wrede machtswellusteling kunnen zien. Een jongste poging tot objectieve beoordeling is aan de monumentale arbeid van A. Schalit te danken.


Lit. W. Otto (PRE Suppl. 2, 1913, 167 s.v. Herodes). Schürer 1, 360-425. A. Schalit, König Herodes. Der Mann und sein Werk (Berlin 1969; waarin volledig bijgewerkte literatuurlijst). [Beek]


Keizers Rome Lijst van Namen Stamboom