Marcus Antonius (52-30), oudste zoon van Marcus Antonius Creticus en Julia, een dochter van Lucius Iulius Caesar. Toen zijn vader, die een notoire losbol en verkwister was, na zijn klaaglijk echec in de zeeroversoorlog in 70 gestorven was, weigerde de jonge Marcus het testament te aanvaarden wegens de zware schuldenlast.
Niet minder ongunstig was de invloed die zijn stiefvader Publius Lentulus Sura, die in 63 door Cicero als medeplichtig aan de samenzwering van Catilina terechtgesteld werd, op de opgroeiende jongeling uitoefende. Het knappe uiterlijk en de vlotte omgang van Antonius brachten hem tot uitspattingen, zodat hij uit geldgebrek zelfs een verhouding met Gaius Scribonius Curio aanging, die met een huwelijk vergeleken werd. Om zijn schuldeisers te ontlopen begaf hij zich in 57 naar het Oosten, waar de proconsul Aulus Gabinius hem tot zijn ruiteraanvoerder benoemde; tijdens diens veldtochten in Palestina en Egypte bleek het militair talent van Antonius In 54 trad Antonius in Gallië in dienst van Julius Caesar en begon met diens steun zijn politieke loopbaan: in 52 was hij quaestor, in 49 volkstribuun. Bij het uitbreken van de burgeroorlog sloot hij zich in Ravenna bij de troepen van Caesar aan. Tijdens diens spaanse veldtocht (49) verving Antonius hem in Italië, waarbij hij de belangen van Caesar uitstekend behartigde, maar overigens zich te buiten ging aan uitspattingen en willekeur. In 48 volgde hij Caesar naar Griekenland en voerde met veel moed en overleg de troepen vanuit Brundisium naar hem toe; in de slag bij Pharsalus commandeerde hij de linkervleugel.
In Italië teruggekeerd als magister equitum, geraakte Antonius
door zijn wangedrag in onmin met Caesar; hij
kocht o.a., ondanks het bevel van de dictator, de
verbeurd verklaarde goederen van Pompeius zonder te betalen.
Als magister equitum werd hij vervangen door de latere drieman Marcus Aemilius
Lepidus; aan de oorlog in Africa nam hij geen deel.
In 45 verzoende hij zich echter met Caesar, met wie
hij in 44 het consulaat bekleedde. Zijn poging om op
de Lupercalia van dat jaar de dictator tot koning te
kronen mislukte tengevolge van de oppositie onder
het volk. Op de iden van maart werd hij door de
samenzweerders buiten de curia opgehouden, een
bewijs voor zijn trouw.
Na de moord vluchtte Antonius als slaaf vermomd naar
zijn woning, die hij barricadeerde. Hij doorzag echter
snel het gebrek aan initiatief bij de samenzweerders en
wist zeer handig een greep op de loop der
gebeurtenissen te krijgen. Bij Caesars uituaart hield
hij de lijkrede; hij maakte zich meester van de
staatskas en van de particuliere bezittingen en papieren
van de vermoorde; met Lepidus verzamelde
hij de veteranen van Caesar en herstelde de rust in:
de stad. Voorlopig werkte hij samen met de senaatspartij.
De wetten van Caesar werden bekrachtigd,
omdat zeer vele senatoren daaraan hun ambt te
danken hadden, maar met behulp van Faberius,
Caesars secretaris, vervalste Antonius het testament van de
dictator en creëerde wetten om zichzelf en zijn
vrienden te verrijken. Hij betaalde uit de staatskas
zijn particuliere schulden, won door het stichten van:
koloniën de sympathie der veteranen en liet zich op
illegale wijze het gouverneurschap over de provincie
Gallia opdragen (juni 44).
Het optreden van Octavianus, Caesars officiële erfgenaam, die vele veteranen op zijn hand wist te krijgen en door Cicero's bemiddeling (Philippica's) de steun van de senaat verwierf, verhinderde de verdere plannen van Antonius Doordat Decimus Brutus weigerde zijn provincie Gallia Cisalpina aan Antonius af te staan, ontstond het z.g. bellum Mutinense (44-43): het overlopen van ettelijke van zijn legioenen naar Octavianus dwong Antonius zich terug te trekken naar de Povlakte, waar hij Decimus Brutus tevergeefs in Mutina belegerde, totdat de senaatstroepen onder commando van de consuls Aulus Hirtius en Gaius Vibius Pansa samen met Octavianus' legioenen hem bij Forum Gallorum ten oosten van Mutina (april 43) een nederlaag toebrachten. Antonius volbracht een strategisch knappe terugtocht over de Alpen en verenigde zich met de legioenen van het Westen onder Marcus Aemilius Lepidus en Gaius Asinius Pollio. De senaat verklaarde Antonius tot vijand van het vaderland.
Het feit echter dat de senaatspartij, overmoedig geworden,
aan Octavianus, die door de dood van
Hirtius en Pansa over alle troepen beschikte, zijn
commando wilde ontnemen, dreef Octavianus tot
het sluiten van een triumviraat met Antonius en Lepidus
(27 november 43: triumviri rei publicae constituendae,
driemannen ter regeling van het staatsbestuur).
In de daarop volgende proscripties vond ook Cicero
de dood. De overwinning bij
Philippi (42), waar
Brutus en Cassius hun einde vonden, was bijna uitsluitend
te danken aan de strategie van Antonius Bij de verdeling van de
macht werd met Lepidus, die de verzoening tot stand had
gebracht, geen rekening gehouden: hij moest
zich met Africa tevreden stellen.
Octavianus ontving het Westen, waar Pompeius de
eilanden nog in zijn bezit had, Antonius het Oosten; beiden
zouden in Italië troepen mogen lichten.
Antonius begaf zich naar Athene, waar hij de toestand in
Griekenland regelde en zich overgaf aan een leven
van plezier, en vervolgens naar Ephese, dat hem
begroette als een nieuwe Dionysus. Met ongehoorde
willekeur strafte en beloonde hij steden en vorsten.
In Tarsus riep hij met het oog op de voorgenomen
oorlog tegen de Parthen de aziatische vazallen van
Rome bijeen. Onder hen bevond zich ook de egyptische
koningin Cleopatra, die zich ook moest verantwoorden
voor haar steun aan Brutus en Cassius.
Antonius raakte geheel in haar ban en bracht met haar in
Alexandrië de winter door; de vorstin zou voortaan
een beslissende invloed op al zijn daden hebben. De
eerste gunst die hij haar bewees was de vermoording van
haar zuster Arsinoë. Alleen zijn vriendschap met Herodes
de Grote is door Cleopatra nooit
aan het wankelen gebracht.
In het Westen was Octavianus intussen in conflict
gekomen met Fulvia, de heerszuchtige echtgenote van Antonius
en met diens broer, de consul Lucius Antonius
In het z.g. bellum Perusinum (41-40) bleef Antonius
onbegrijpelijkerwijze werkeloos. Wel keerde hij in het
voorjaar van 40 naar Italië terug. Na de val van
Perusia kwam het verdrag van Brundisium (september 110)
tot stand, dat de volmachten van Antonius in het
Oosten verlengde; bovendien huwde Antonius, ter bezegeling
van de overeenkomst, Octavia, de zuster van
Octavianus en weduwe van Gaius Claudius Marcellus. In
39 keerde hij, na het verdrag van Misenum,
dat een voorlopige regeling met Sextus Pompeius
trof, naar het Oosten terug. Nog slechts eenmaal zag
het Westen hem terug, in 37, toen door bemiddeling
van Octavia in Tarentum het triumviraat voor vijf
jaar verlengd werd. Octavia bleef voortaan in Rome
en werd in 32 door Antonius verstoten.
In de zomer van 36 werd de oorlog tegen de Parthen hervat. Voordat Antonius opbrak regelde hij de situatie in het Oosten opnieuw: koningen werden op de meest willekeurige wijze afgezet en zelfs terechtgesteld; hele romeinse provincies werden weggeschonken aan Cleopatra en haar kinderen. Cleopatra begeleidde hem tot aan de Eufraat, maar de veldtocht werd een mislukking. Zijn legaat Oppius Statianus, die de zware bagage moest aanvoeren, kon het snelle marstempo niet volgen, werd overvallen en vernietigd. Antonius moest daarop onder zware verliezen (32.000 man) terugtrekken naar Syrië. In 34 trok hij naar Armenië om dit te bestraffen voor zijn afval. Door een list maakte hij zich meester van de armeense koning Artavasdes. Zijn officiële triomftocht hield hij in Alexandrië, dat hierdoor als hoofdstad van het Oosten erkend werd, gelijkwaardig aan Rome. De verbittering hierover in Rome steeg nog door de benoeming van Cleopatra tot koningin der koningen en van haar zoon Caesarion tot mederegent. Toen Antonius tenslotte Octavia verstiet en Cleopatra huwde, was de maat vol. Octavianus liet met geweld het testament van Antonius bij de vestaalse maagden weghalen en aan de senaat en het volk voorlezen: een oorlopsverklaring was het gevolg. Toch begonnen de vijandelijkheden niet terstond. Antonius lag met zijn vloot bij het eiland Corcyra, maar dacht dat Octavianus zich reeds voor de illyrische kust bevond; hij maakte de fatale fout terug te keren en samen met Cleopatra te overwinteren in Patras. Vele van zijn aanhangers liepen reeds over naar de tegenpartij, verbitterd over het optreden van Cleopatra en moedeloos geworden door de laksheid en de uitspattingen van Antonius.
De zeeslag bij Actium (2
september 31) bracht de beslissing: de superieure
tactiek van Agrippa, die met zijn snelle schepen de
zware kolossen van Antonius in het defensief manoeuvreerde, gaf
de doorslag. Antonius volgde de voortijdig
vluchtende Cleopatra naar Egypte en liet zijn gehele
landmacht achter; de trouw gebleven legioensoldaten waren
echter vol strijdlust en capituleerden eerst
na acht dagen. Even onwaardig was het verdere gedrag van
Antonius: in doffe werkeloosheid of uitbundige
feesten zocht hij vergetelheid, zijn militaire maatregelen
waren van weinig betekenis. Toen Alexandrië
op 1 augustus 30 werd ingenomen, stortte hij zich
op het valse bericht van Cleopatra's dood in zijn
zwaard en stierf nog dezelfde dag aan haar voeten.
Cleopatra's laatste wens, met koninklijke eer naast
Antonius te worden begraven, werd door Octavianus ingewilligd.
Antonius was viermaal gehuwd: met Fadia, Antonia,
Fulvia en OctaviAntonius Fulvia schonk hem twee zonen,
Marcus Antonius en Antonius Iullus. Uit zijn verbintenis
met Cleopatra werden drie kinderen geboren:
Alexander, Ptolemaeus en Cleopatra Selene.
Marcus Antonius bezat niet alleen een oersterke lichamelijke
constitutie - Plutarchus spreekt van een herculisch
voorkomen, Cicero van een gladiatorenlichaam - maar
was bovendien een man van grote
geestesgaven, zoals hij vooral bewezen heeft na de
moord op Caesar, toen hij Cicero en de optimaten
schaakmat wist te zetten. Hij was ook een dapper
soldaat, die door zijn vrolijkheid en gulheid steeds
de sympathie van zijn troepen had; zijn veldheerstalent
werd door iedereen geprezen. Zijn gebrek aan
zelfbeheersing echter en zijn genotzucht maakten
hem tot een willoos slachtoffer van de verlokkingen
van het luxueuze Oosten en vervreemdden hem van
Italië.
Nog tijdens zijn leven werden, vooral in het Oosten,
talrijke standbeelden voor Antonius opgericht, die de senaat
echter na Actium neer liet halen. Slechts enkele specimina
hebben bij toeval de damnatio memoriae overleefd (bv.
in het museum van Kairo, en een
kolossale kop in het Museo Civico van Bologna)
Antonius was na Caesar de eerste die het recht ontving
zijn beeltenis op munten aan te brengen; daaronder
zijn prachtige exemplaren.
Lit. Caesar, De bello civili, boeken 1 en 3. Cicero, brieven
en Philippicae. Plutarchus' levens van Antonius, Brutus,
Caesar en Cicero. Appianus. Cassius Dio, boeken 111-53. P.
Groebe (PRE i, 2595-2614). M. Borda (EAA 1, 445v).
W. Drumann/P. Groebe, Geschichte Roms in seinem Ubergange
von der republikanischen zur monarchischen Verfassung 1
(Berlin 1899) 46-384. Antonius Weigall, Marc Antoine, sa
vie et son temps (Paris 1933). J. Lindsay, Marc Antony
(London 1936). H. Volkmann, Kleopatra (München 1953).
[Storms]