Iulius, naam van een oude romeinse patricische gens, die ten tijde van koning Tullus Hostilius uit Alba Longa naar Rome verhuisd zou zijn. Volgens de traditie van de gens was haar stamvader Aeneas' zoon Ascanius, ook Ilus en Iulus genoemd, die een kleinzoon van de godin Venus was.
Tot de gens Iulia behoorden oudtijds de families der
Iulli en Mentones, waarvan verschillende leden in
de 5e en 4e eeuw vC het consulaat bekleedden; daarna
raakte de gens op de achtergrond om pas met de
familie der Caesares in de 1e eeuw vC weer op de
voorgrond te treden en uit te monden in de
iulisch-claudische dynastie. In de keizertijd zijn
overigens de meeste Iulii vrijgelatenen of nazaten
van provinciebewoners die van Caesar of Augustus
het burgerrecht hadden verkregen; vertegenwoordigers
van deze Iulii zijn onder meer
Agricola,
Civilis,
Classicus,
Frontinus,
Hyginus, de jurist
Paulus,
Sacrovir en
Vindex.
(1) Gaius Iulius Caesar,
praetor in 92 vC en vervolgens
proconsul van Asia. Hij was gehuwd met Aurelia en
de vader van de grote Iulius Caesar. Hij
stierf in 85 vC te Pisa.
(2) Lucius Iulius Caesar,
praetor in 95,
consul in 90 met
Publius Rutilius Lupus, censor
in 89 vC met Publius
Licinius Crassus. Hij voerde in de bondgenotenoorlog
het romeinse commando aan het zuidelijke
front en diende de naar hem genoemde lex Iulia in,
die het romeinse burgerrecht verleende aan alle
trouw gebleven bewoners van Italië. Als censor
verdeelde hij de nieuwe burgers over de verschillende
tribus. I. werd in 87 vC door de aanhangers van
Marius vermoord.
Lit. F. Münzer (PRE 10, 465-468).
(3) Lucius Iulius Caesar,
zoon van vorige, Lucius Iulius,
quaestor in 77,
praetor ca. 67 en
consul in 64 vC.
Op 5 december 63 vC stemde hij in de senaat voor
de terechtstelling van de Catilinaners, hoewel een
van hen, Publius Lentulus Sura, zijn zwager was.
Van 52 tot 49 was hij legaat van
Gaius Iulius Caesar
in Gallië; in 47 vC werd hij door Marcus Antonius
tot prefect van de stad Rome benoemd. Na de dood van Caesar werd I. republikein.
Zijn naam werd op de proscriptielijsten geplaatst,
maar Antonius schonk hem genade.
Lit. F. Münzer (PRE 10, 468-471).