Mutina, stad in de Po-vlakte, ca. 40 km ten noordwesten van Bononia/Bologna; thans Modena. In de prehistorie was M. een ligurische, mogelijk ook een etruskische nederzetting, later een nederzetting van de gallische Boii. Nadat dezen door de Romeinen onderworpen waren, werd M. ingericht als kolonie van romeinse burgers (183 vC); in dezelfde tijd werd het door de Via Aemilia met Bononia en Placentia verbonden. In 177 werd de nieuwe vestiging door de Liguriërs verwoest, zodat een tweede stichting nodig was. Sindsdien bleef de stad, die drie passen over de Apennijnen en daarmee de toegangswegen tot Midden-Italië beheerste, zowel strategisch als economisch van belang. In 78 vC was M. het toneel van een treffen tussen Pompeius en de popularis Marcus Iunius Brutus; in 43 vC werd Marcus Antonius ten oosten van M. verslagen door de senaatspartij in samenwerking met Octavianus; in 312 nC leverden Maxentius en Constantijn er slag.
In epigrafische bronnen komt M. ten tijde van keizer Traianus als municipium met eigen magistraten voor. Nog door Ammianus Marcellinus (4e eeuw nC) als oppidum vermeld, blijkt de stad in de Langobardentijd verlaten.
De archeologische vondsten in M. zijn tot nu toe
van weinig betekenis geweest. Op de Peutinger kaart (foto rechts: linksonder) wordt M. ook vermeld.
Lit. H. Philipp (PRE 16, 939-946). N. Alfieri (EAA 5, 137v). - M. Corradi-Cervi, M. (Studi e Documenti della Storia patria per l'Emilia e Romagna, Sezione di Modena 1, 1937, 3, 137-164). G. Mansuelli, I Cisalpini (Florence 1962). [Wes/Verhaeghe-Pikhaus]