Syrische oorlogen, in de oude geschiedenis naam van zes oorlogen die in de 3e en 2e eeuw vC gevoerd zijn tussen de Ptolemaeën en de Seleuciden om het bezit van Zuid-Syrië en Phenicië. De algemene oorzaak van deze langdurige vete was dat Ptolemaeus I van Egypte na de slag bij Ipsus (301 vC) weigerde het zuiden van Syrië, dat hij tijdens de diadochenstrijd bezet had, te ontruimen ten behoeve van Seleucus I, aan wie het bij de overeenkomst was toebedeeld. Hierdoor ontstond een soortgelijke explosieve situatie als in het om zijn hout, schepen en havens begeerde Syrië al 2000 jaar tot eindeloos wapengeweld had geleid.
(1) De eerste Syrische Oorlog
duurde van 274 tot 271. De aanleiding
hing samen met het feit dat Magas, de vice-koning
van de door Egypte ingelijfde Cyrenaica, tegen
zijn stiefvader Ptolemaeus II (285-246) in opstand
kwam en zich verbond met de Seleucide
Antiochus I (281-261),
wiens dochter Apame hij huwde. Over
het verloop van de krijgsgebeurtenissen is weinig
bekend. Tenslotte kon Ptolemaeus zich in Phenicië
en Zuid-Syrië handhaven en daarmee zijn sterke
positie ter zee. De overwinning werd in Alexandrië
uitbundig gevierd.
(2) In de tweede Syrische Oorlog
(260-253) stond Ptolemaeus II
tegenover een coalitie van de Seleucide
Antiochus II (261-246)
en Antigonus II Gonatas (276-239)
van Macedonië. Ptolemaeus leed gevoelige
gebiedsverliezen in Klein-Azië, maar wist de coalitie
te doen springen. In 255 sloot hij eerst een afzonderlijke
vrede met Antigonus, in 253 kwam ook een
verdrag tussen Antiochus en Ptolemaeus tot stand.
Het jaar daarop liet Antiochus II zich van zijn
gemalin Laodice scheiden om Ptolemaeus' dochter Berenice
(Syria) te huwen.
(3) De derde Syrische Oorlog;
ook wel de laodiceïsche oorlog
genoemd, was een gevolg van het tweede huwelijk
van Antiochus II. Deze had namelijk de oudste
zoon van zijn eerste gemalin, Laodice, tot opvolger
aangewezen en daarmee de Iegitieme aanspraken
van het zoontje van Berenice ter zijde geschoven.
De oorlog werd gevoerd van 246 tot.241 tussen
Seleucus II (246-225) en
Ptolemaeus III (246-221).
Laatstgenoemde intervenieerde na de dood van
Antiochus II
(246) in de troonstrijd tussen de pretendenten,
van wie er een zijn eigen neef was. Na aanvankelijke
successen van Ptolemaeus verloor deze,
toen Seleucus II het tegenoffensief inzette, weer
snel de gebieden die hij bezet had. Bij de vrede van
241 wist Ptolemaeus niettemin belangrijke voordelen
te bedingen, o.a. kustgebieden in West-Cilicië
en de havenstad van Antiochië, Seleucia Pieria, die
25 jaar egyptisch zou blijven.
(4) In de vierde Syrische Oorlog
(221-217) heroverde Antiochus III
(de Grote, 223-187) Seleucia Pieria, maar in de
slag bij Raphia ten zuidwesten van Gaza - zover
was Antiochus doorgestoten - werd hij op 23 juni
217 door Ptolemaeus IV (221-204) verslagen. Antiochus
mocht Seleucia behouden, voor het overige
werd de status quo ante gehandhaafd.
(5) Aan het begin van de vijfde Syrische Oorlog
(202-195?) viel
de energieke Antiochus de Grote opnieuw het door
Egypte bezet gehouden deel van Syrië (dikwijls
Coelesyrië genoemd; 'Koilee Suria', Hol Syrië)
binnen, gesteund door een bondgenootschap met
Philippus V
van Macedonië. Zijn overwinning op de
Egyptenaren in de slag bij Panium bracht eindelijk
het omstreden gebied onder het gezag der Seleuciden.
De vrede werd bezegeld door het huwelijk van
de jonge Ptolemaeus V (203-180) met Antiochus'
dochter Cleopatra.
(6) In de zesde Syrische Oorlog
(170-168) poogde Egypte zich
weer in het bezit van de verloren syrische gebieden
te stellen. De regenten - Lenaeus en Eulaeus - van
de minderjarige Ptolemaeus VI verklaarden de
oorlog aan de Seleucide Antiochus IV (175-164).
Deze versloeg echter de Egyptenaren bij Pelusium
en bezette geheel Egypte met uitzondering van de
hoofdstad Alexandrië; hij sloot een verdrag met
Ptolemaeus en kroonde zichzelf in de oude egyptische
hoofdstad Memphis tot vorst van Boven- en
Beneden-Egypte, nadat hij aanvankelijk voorgegeven
had dat hij slechts als voogd van Ptolemaeus
optrad. De belegering van Alexandrië, waartoe hij
na het oplossen van problemen in zijn eigen land
overging, werd beëindigd door een ultimatum van
de romeinse senaat, die bij monde van een gezantschap
onder leiding van Popillius Laenas te kennen
gaf dat het de verstoring van het machtsevenwicht
die in het Oosten zou ontstaan door de vereniging
van het rijk der Seleuciden en dat der Ptolemaeën
onder één scepter, niet zou dulden. Toen Antiochus
met zijn antwoord aarzelde, trok de zelfbewuste Romein
met zijn stok een cirkel rond de koning in het
zand en verzocht hem te beslissen voordat hij de
cirkel verliet; Antiochus gaf toe uit ontzag voor de
groeiende macht van Rome.
Lit. A. Bouché-Leclercq, Histoire des Lagides 1-4 (Paris 1903-1907).
Id., Histoire des Seleucides 1-2 (ib. 1913v). P. Jouguet, L'Égypie
ptolémaique (in G. Hanotaux, Histoire de la nation égyptienne 3,
Paris 1933). E. Will. Histoire politique du monde
hellénistique (323-30 av. J.-C.) 1-2 (Nancy 1966v).
[Nuchelmans]