Antiochus (Ἀντιοχός), naam van koningen in Syrië:
(1) Antiochus IV Epiphanes
(ca. 215-164), zoon van
Antiochus III,
door wie hij in 189 als gijzelaar naar Rome gezonden
werd. In 175 volgde hij zijn broer Seleucus IV
op, die Antiochus uitgewisseld had tegen zijn eigen zoon
Demetrius I. In de zesde syrische oorlog (ca.
170-168) tegen de jeugdige
Ptolemaeus VI hield Antiochus
twee jaar lang Egypte met uitzondering van Alexandrië
bezet. Tijdens het beleg van Alexandrië greep
Rome in, dat een verstoring van het machtsevenwicht
in het Oosten node zag. Spoedig na de slag
bij Pydna (168)
verscheen in Antiochus' hoofdkwartier de
romeinse gezant Popillius Laenas en overhandigde
de koning een ultimatum van de senaat, Egypte onverwijld
te verlaten. Toen Antiochus bedenktijd vroeg, trok
Popillius een cirkel om de koning en eiste een antwoord
voordat hij deze cirkel verliet: Antiochus gaf toe.
Op de terugweg stichtte de hartstochtelijke filhelleen, steunend op een zijn idealen toegedane partij, in Jeruzalem een griekse wijk, verbood de eredienst van Jahwe en alle joodse gebruiken, richtte in de tempel een Zeus-altaar en een standbeeld van zichzelf op en voerde de cultus van de olympische Zeus en de hellenistische koningscultus in. Dit leidde tot de opstand der makkabeeën. Na een bittere strijd tegen Antiochus' stadhouder Lysias kon Judas de makkabeeër in december 164 het Zeus-altaar neerhalen en de tempel opnieuw inwijden. In hetzelfde jaar was Antiochus na een expeditie tegen Armenië in het perzische bergland aan een ziekte gestorven.
De meningen over deze energieke, maar grillige
vorst lopen sterk uiteen; moderne onderzoekers
beoordelen hem in het algemeen gunstiger dan de
joodse traditie en vroegere historici deden.
Lit. 1M 1-6, 2M 4-9. - U. Wilcken (PRE 1, 2470-2476). - U.
Mago, Antioco IV re di Siria (Sassari 1907). E. Bickermann,
Der Gott der Makkabäer. Untersuchungen über Sinn und
Ursprung der makkabäischen Erhebung (Berlin 1937). F.-M.
Abel, Antiochus Epiphane (VP 1, 1941, 231-254). H. L.
Jansen, Die Politik Antiochow des IV. (Oslo 1943). F. Reuter,
Beiträge zur Beurteilung des Konigs Antiochos Epiphanes
(Diss. Münster 1948). M. Zambelli, L'ascesa al trono di
Antioco IV (Rivista di Filologia e d'Istruzione Classica 38,
1960, 363-389).
(2) Antiochus V Eupator
(ca. 173-162), onmondige zoon van
Antiochus IV, regeerde slechts twee jaar (164-162) onder
regentschap van de stadhouder Lysias. Samen met
deze werd hij omgebracht toen zijn neef Demetrius,
de zoon van Seleucus IV, uit zijn gijzeling in
Rome ontvlucht, in Antiochië
aankwam om bezit te nemen van de troon. Tijdens Antiochus' regering sloot
Lysias noodgedwongen vrede met Judas de makkabeeër
en stond de joden weer een vrije uitoefening
van hun godsdienst toe (162).
Lit. 1M 6-7; 2M10-14. - U. Wilcken (PRE 1, 2476v).
(3) Antiochus VI Epiphanes Dionysus
(ca. 148-138), zoon van Alexander Balas
en Cleopatra Thea. In de opstand tegen
Demetrius II Nicator (145) werd hij,
twee jaar oud, door de generaal Diodotus Tryphon
tot tegenkoning uitgeroepen. Ca. 142 zette Diodotus Antiochus
weer af en besteeg zelf de troon; vier jaar later liet
hij Antiochus doden.
Lit. 1M11,39-13,32. - U. Wilcken (PRE 1, 2477v).
(4) Antiochus VII Sidetes
(ca. 159-129), tweede zoon van
Demetrius I Soter, volgde in 139 of 138 zijn broer
Demetrius II Nicator op, toen deze als gevangene in
handen van de Perzen was gevallen. Antiochus zocht met
gunstbewijzen de steun van Simon de makkabeeër te
winnen in de strijd tegen de usurpator Diodotus
Tryphon. Toen hij deze overwonnen had (138), nam hij
echter tegenover de joden een vijandige houding aan.
Hij dwong Jeruzalem
na een langdurig beleg tot
capitulatie (134), liet de stadsmuren slopen, legde
de joden een zware schatting op, maar eerbiedigde
hun godsdienst. Antiochus won ook Babylonië en Medië
terug (130), maar door zijn nederlaag en dood in de
strijd tegen de Parthen, van wie hij afstand van al
hun gebied eiste, gingen de oostelijke satrapieën
definitief voor het Seleucidenrijk verloren. Dit omvatte
vanaf 129 nog slechts de noordelijke helft van Syrië
en het oosten van Cilicië.
Antiochus werd opgevolgd door zijn voorganger
Demetrius II.
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2478-2480).
(5) Antiochus VIII Epiphanes Philometor Callinicus Grypus
(141-96), zoon van Demetrius II Nicator en
Cleopatra Thea, koning sinds 125, tot 121 samen met
zijn heerszuchtige moeder. Toen deze hem wilde
vergiftigen, dwong hij haar zelf de gifbeker te
ledigen. Vanaf 115 werd hij voortdurend beoorloogd
door zijn halfbroer Antiochus IX en zelfs tijdelijk van zijn
troon verdreven, maar tenslotte wist hij Noord-Syrië
met Antiochië
en Seleucia te behouden. Antiochus VIII
werd gesteund door Ptolemaeus VIII Physcon, wiens
dochter Tryphaena hij huwde, en door Ptolemaeus
X, wiens zuster Cleopatra Selene zijn tweede gemalin
was.
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2480-2483).
(6) Antiochus IX Philopator Cyzicenus
(135-95), zoon van Antiochus VII Sidetes
en Cleopatra Thea. Vanaf 115 vC
voerde hij strijd tegen zijn halfbroer Antiochus VIII, waarbij
hij zich in het bezit stelde van Coelesyrië en Phenicië.
Geholpen door Ptolemaeus IX steunde hij Samaria
tegen de joden, maar werd door de Romeinen gedwongen
zijn veroveringen af te staan. Antiochus IX sneuvelde
in 95 in de strijd tegen Seleucus VI, de oudste
zoon van Antiochus VIII.
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2483v).
(7) Antiochus X Eusebes Philopator,
zoon van Antiochus IX, die hij in 95 opvolgde als heerser over een deel van het
rijk. Hij moest zijn troon verdedigen tegen vier zonen
van Antiochus VIII: Seleucus VI (96-95),
Antiochus XI (94),
Philippus I (94-83) en
Demetrius III (95-88). De
beide eerstgenoemden kon hij spoedig verslaan, maar
Philippus en Demetrius wisten zich te handhaven.
Voor het overige is ons van zijn regering vrijwel
niets bekend. Hij sneuvelde waarschijnlijk op een
veldtocht tegen de Parthen (83?).
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2484v).
(8) Antiochus XI Philadelphus,
zoon van Antiochus VIII, zette na
de dood van Seleucus VI (95) samen met zijn broer
Philippus de strijd tegen Antiochus X voort. In 94 werd hij
door deze verslagen en verdronk in de Orontes.
(9) Antiochus XII Dionysus Epiphanes Philopator Callinicus,
vijfde en jongste zoon van Antiochus VIII, regeerde
van 87 tot 84 te Damascus als opvolger van
Demetrius III
en rivaal van Philippus I. Hij kwam om
tijdens een expeditie tegen de Nabateeën.
(10) Antiochus XIII Asiaticus,
zoon van Antiochus X, voorlaatste
koning van de schamele resten van het Seleucidenrijk.
Tigranes
van Armenië, die in 83 deze resten bij
zijn gebied had ingelijfd, moest ze in 69, toen hij
door Lucullus
overwonnen was, weer afstaan aan Antiochus
Deze werd evenals de laatste Seleucide Philippus II
vijf jaar later verdreven door
Pompeius, die de romeinse
provincie Syria inrichtte.
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2485-2487).
(10) Antiochus Hierax
(ca. 263-227), tweede zoon van Antiochus II
en Laodice, gedroeg zich als zelfstandig heerser in
Klein-Azië toen zijn broer Seleucus II
(koning van
246 tot 225) door de derde syrische oorlog in beslag
genomen was (246-241). Ook na afloop daarvan kon
Antiochus, die zich verbonden had met de erfvijanden der
Seleuciden, niet op de knieën gedwongen worden.
Samen met de Galaten bracht hij Seleucus ca. 239
bij Ancyra een zware nederlaag toe. Eerst tussen 236
en 228 werd hij geleidelijk uit Klein-Azië verdreven,
echter niet door zijn broer maar door de machtige
Attalus I van Pergamum. Tenslotte deed Antiochus Hierax
nog een vertwijfelde poging om Syrië en het Oosten
tegen Seleucus te doen opstaan. In 227 stierf hij een
gewelddadige dood in Thracië.
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2457-2459).
(11) Antiochus I van
Commagene,
zoon van Mithridates I
Callinicus van Commagene en Laodice, een dochter
van de Seleucide Antiochus VIII Grypus. Van 98 tot ca. 35
was hij koning van het kleine vorstendom dat zich
in 162 vC van het Seleucidenrijk had losgemaakt.
Hoewel hij Tigranes van Armenië steunde in diens
strijd tegen de Romeinen, lieten
Lucullus en
Pompeius
hem na Tigranes'
nederlaag zijn rijk behouden;
Pompeius vergrootte het zelfs met grote gebieden
langs de Eufraat (64). In 51 waarschuwde Antiochus de
Romeinen tegen het dreigende Parthen-gevaar. Tijdens
de burgeroorlog tussen Caesar
en Pompeius
zond hij deze laatste hulptroepen. Later sloot hij zich
echter aan bij de Parthen. In 38 werd hij door
Marcus Antonius
in Samosata belegerd en tot onderwerping
gedwongen. De indrukwekkende resten
van Antiochus' grafheuvel en dodentempel met een lange
inscriptie te Nemrud Dagh zijn onderzocht en
beschreven door expedities van de Preussische Akademie
der Wissenschaften (1882v) en van de American
Schools of Oriental Research (1953-1956).
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2487-2489). - Tekst van de inscriptie
in W. Dittenberger, Orientis Graeci Inscriptiones Selectae 1
(Leipzig 1903) 383. - F. Krüger, Orient und Hellas in den
Denkmälern und Inschriften des Königs Antiochos I. von
Kommagene (Greifswalder Beiträge zur Literatur- und Stilforschung
19, Greifswald 1937).
(12) Antiochus II van Commagene, zoon van Antiochus I (15), werd
in 29 vC door Octavianus
naar Rome ontboden en
daar terechtgesteld omdat hij een naar Rome gezonden
gezant van zijn broer Mithridates II vermoord
had.
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2489v).
(13) Antiochus III van Commagene, waarschijnlijk een zoon
van Mithridates III van
Commagene. Van hem is
slechts bekend dat zijn dood in 17 nC de aanleiding
was om Commagene bij de romeinse provincie Syria
in te lijven.
(14) Antiochus IV van Commagene,
zoon van Antiochus III (Zie hiervoor).
Hij groeide op in Rome en ontving in 38 nC van
keizer Gaius de troon van
Commagene terug, dat
vanaf 17 nC deel uitmaakte van Syria. In 54 en 58
hielp hij de Romeinen tegen de
Parthen en in 60
kreeg hij als beloning voor zijn diensten een deel
van Armenië.
In 70 zond hij Titus hulptroepen voor
diens expeditie tegen Judea, maar niettemin werd
hem in 72 op aandringen van de syrische legaat
Caesennius Paetus door Vespasianus de troon ontnomen.
Commagene werd definitief bij Syria gevoegd, Antiochus
overleed te Rome.
Lit. U. Wilcken (PRE 1, 2490v). B. van 't Hof, Bijdrage
tot de kennis van A. IV
Epiphanes (Diss. Amsterdam V.U. 1955).