Seleucia (Σελεύκεια), naam van een twaalftal door koning Seleucus I Nicator gestichte en/of naar hem genoemde steden. De drie voornaamste zijn:
(1) Seleucia aan de Tigris
(Σελεύκεια ἡ ἐπὶ τῷ Τίγρει), gelegen op
de rechter oever van de rivier ca. 60 km ten noorden
van Babylon, rond het tegenwoordige Tell Umar,
ca. 40 km ten zuiden van Bagdad.
S. werd ca. 312 vC door
Seleucus I in de nabijheid
van het oude Opis (Upi) en aan de mond van een
der kanalen die de Eufraat met de Tigris verbonden,
gesticht als hoofdstad van zijn rijk en overvleugelde
weldra Babylon. Ook nadat het ca. 280 vC als
hoofdstad prijsgegeven en door Antiochië aan
de Orontes vervangen was, bleef S. een bloeiend
handelscentrum, dat tevens een belangrijke voorpost
van de griekse cultuur in Mesopotamië vormde.
De bevolking bestond uit Macedoniërs, Grieken, Babyloniërs en Joden; in de 1e eeuw nC werd het inwonertal door Plinius maior op 600.000 geschat. Nadat de stad al van 164 tot 162 vC door de opstandige satraap van Babylon bezet was geweest, viel zij in 142 vC met het gehele oosten van het Seleuciden-rijk in parthische handen, waarin zij -afgezien van enkele korte onderbrekingen - bleef, met een grote autonomie, doch bewaakt door de sterke vestingstad Ctesiphon, die kort na 142 op de tegenoverliggende oever van de Tigris gesticht was en in de 1e eeuw vC winterresidentie van de Arsaciden werd. Na een opstand tegen het parthische gezag van 36 tot 43 nC werd de bevolking zwaar gestraft en verloor haar privileges. In 116 (Traianus) en 165 (Lucius Verus) werd S. door de Romeinen veroverd en was korte tijd in hun macht. De brand die de stad in 165 teisterde en het feit dat de Tigris haar bedding geleidelijk verder naar het oosten verlegde brachten S. de genadeslag toe. Na op veel kleinere schaal herbouwd te zijn speelde het in het rijk van de Sassaniden (224-642) geen zelfstandige rol meer; het vormde sindsdien praktisch een eenheid met Ctesiphon. Sinds de 14e eeuw resten van beide steden nog slechts bouwvallen. De opgravingen die een amerikaanse expeditie in S. verricht heeft van 1928 tot 1932, hebben zich in hoofdzaak beperkt tot het centrum van de antieke stad en tot de parthische periode. Het archeologisch onderzoek is hervat in 1964 door een italiaanse groep onder leiding van G. Gullini en A. Invernizzi; van de resultaten wordt periodiek verslag uitgebracht in het tijdschrift Mesopotamia (1vv, 1966vv).
Lit. M. Streck (PRE 2A, 1149-1184). I. Baldassarre (EAA 7, 171-173). - M. Streck, S. und Ktesiphon der alte Orient 16, 34, Leipzig 1917). L. Waterman, Preliminary Reports upon the Excavations at Tell Umar 1-2 (Ann Arbor 1931-1933). R. H. McDowell, Coins from S. on the Tigris (ib. 1935). Id., 'Stamped and Inscribed Objects from S. on the Tigris (ib. 1935). W. van Ingen, Figurines from S. on the Tigris (Ann Arbor/Oxford 1939). C. Hopkins ed., Topography and Architecture of S. on the Tigris (Ann Arbor 1972).
(2) Seleucia Pieria, havenstad van
Antiochië,
ca. 20 km ten westen hiervan gelegen op de
Middellandse-Zeekust nabij de monding van de
Orontes. S. werd ca 310 vC door
Seleucus I
gesticht en ontwikkelde zich spoedig tot
een van de belangrijkste havens van de syrische kust.
In 245 vC werd de stad door
Ptolemaeus III van
Egypte in de
derde syrische oorlog (246-241)
bezet; ze kon pas in 219 vC door
Antiochus de Grote
heroverd worden. In de keizertijd was er een romeinse
oorlogsvloot gestationeerd. In S. Pieria
begonnen Paulus en Barnabas hun eerste missiereis.
Het archeologisch onderzoek heeft o.m. resten van
een dorische tempel uit de hellenistische tijd en
talrijke mozaïeken uit luxueuze villa's aan het licht
gebracht; de stad was omgeven door uitgestrekte necropolen. Op de Peutinger kaart (foto rechts: rechtsonder) wordt Seleucia ook vermeld.
Lit. E. Honigmann (PRE 2A, 1184-1200). V. Chapot, Séleucie de Piérie (Bulletin de la Societé Nationale des Antiquaires de France 66, 1906, 149-226).
(3) Seleucia in Cilicië
(Σελεύκεια Τραχεία), gelegen op de rechter
oever van de Calycadnus (Göksu), nabij de monding
in de Middellandse Zee; thans Silifke.
De schaarse overblijfselen van de antieke stad,
die door Seleucus I in het begin van de 3e eeuw vC
gesticht werd, dateren in hoofdzaak uit de romeinse
periode. Op de Peutinger kaart (foto rechts: rechts boven) wordt Seleucia ook vermeld.
Lit. W. Ruge (PRE 2A, 1203v). T. S. MacKay (Princeton Encyclopedia of Classical Sites, Princeton 1976, 821v). [Nuchelmans]