Sassaniden, naam van de dynastie die over Perzië regeerde van 224 tot 642 nC, als opvolgster van de dynastie der Arsaciden, die in 247 vC het z.g. parthische rijk had gesticht (Parthen) maar in de 2e eeuw nC, onder meer door troonstrijden, ernstig verzwakt was. De stichter van het 'rijk der S.' of het nieuw-perzische rijk was Ardasjir (een kleinzoon van de priester Sassan), die op 28 april 224 nC de laatste Arsacide, Artabanus V, versloeg, na zich reeds eerder van een deel van diens rijk meester te hebben gemaakt. Ardasjir en zijn opvolgers beschouwden het parthische rijk als een periode van vreemde overheersing en grepen bewust terug op de traditie van de oudperzische Achaemeniden: zij herstelden het mazdeïsme of zoroastrisme als staatsgodsdienst en versterkten het centrale koninklijk gezag tegenover de onder de Arsaciden sterk toegenomen macht van de feodale aristocratie; ook in de kunst voltrok zich een achaemenidische renaissance. De hoofdstad van het nieuwperzische rijk en residentie der S. was Ctesiphon op de linkeroever van de Tigris.
De geschiedenis van het rijk werd grotendeels bepaald door enerzijds de onophoudelijke oorlogen tegen de Romeinen (vooral in de 3e en 4e eeuw), anderzijds door de invallen van de uit Centraal-Azië opdringende Hunnen en Turken (sinds ca. 400).
De grootste macht ontplooiden de S. onder Sapor II (310-379); in die tijd strekte hun rijk zich uit van Syrië tot de Indus, van de Kaukasus tot de Perzische Golf en van de Oxus tot de Indische Oceaan. In de laatste eeuw van zijn bestaan waren Chosroës I en Chosroës II machtige vorsten. Laatstgenoemde veroverde zelfs Klein-Azië en bedreigde Constantinopel, maar hij werd teruggedreven door de oostromeinse keizer Heraclius. In 642 werd de macht der S. gebroken door de arabische overwinning in de slag bij Nihawend. De laatste Sassanide, Yazdagird III, trok steeds verder terug naar het oosten en werd in 651 door zijn eigen mensen vermoord.
Niet alle jaartallen van de hierna volgende koningenlijst staan geheel vast.
Ardasjir I | 224-241 |
Sapor I | 241-272 |
Hormisdas I | 272-273 |
Bahram I | 273-276 |
Bahram II | 276-293 |
Bahram III | 293 |
Narses | 293-302 |
Hormisdas II | 302-309 |
Sapor II | 310-379 |
Ardasjir II | 379-383 |
Sapor III | 383-388 |
Bahram IV | 388-399 |
Yazdagird I | 399-421 |
Bahram V | 421-439 |
Yazdagird II | 439-457 |
Hormisdas III | 457-459 |
Firuz (Peroz) | 459-484 |
Valasj | 484-488 |
Kavad I | 488-531 |
Chosroës I | 531-579 |
Hormisdas IV | 579-590 |
Chosroës II | 590-628 |
Kavad II | 628 |
Boran | 629-630 |
Hormisdas V | 630-632 |
Yazdagird III | 633-651 |
Lit. A. Christensen, L'Iran sous les Sassanides (Kopenhagen
1936, ²1944). K. Erdmann, Die Kunst Irans zur Zeit der S.
(Berlin 1943). M. Sprengling, Third Century Iran (Chicago
1953). R. Ghirshman, Les mosaïques sassanides (Paris 1956).
A. Godard, L'art de l'Iran (Paris 1962) 193-280. R. N. Frye,
The Heritage of Persia (Cleveland 1963; nederlandse bewerking
door J. Eykman, De erfenis der Perzen, Amsterdam z.j.).
N. Pigulevskaya, Les villes de l'état iranien aux époques
parthe et sassanide (Den Haag/Parijs 1963). [Nuchelmans]