Sapor (perzisch šahpuhr), naam van drie perzische koningen uit de dynastie der Sassaniden.
(1) Sapor I,
zoon van Ardasir, regeerde van 241 tot 272.
Hij zette het door zijn vader begonnen offensief
tegen de oostelijke provincies van het romeinse rijk
voort en versloeg drie keizers, Gordianus III,
Philippus Arabs en
Valerianus. Laatstgenoemde
werd zelfs door S. gevangen genomen; daarna trokken
perzische troepen plunderend door Syrië,
Cilicië
en Cappadocië, totdat
Odaenathus van Palmyra
hun een halt wist toe te roepen. In de heroverde
gebieden voerde S. de sassanidische staatsgodsdienst,
het mazdeisme,
weer in; tegenover de volgelingen
van de christenen, de joden en aanhangers van andere gosdiensten was hij
echter tolerant. S. liet zijn krijgsdaden tegen Rome
vereeuwigen in de vorm van een monumentale drietalige
inscriptie, die in 1936 door een amerikaanse
expeditie ontdekt is en bekend staat onder de naam
Res gestae divi Saporis.
Lit. M. Fluss (PRE 1A, 2325-2333). - W. Ensslin, Zu den
Kriegen des Sassaniden Schapur I (Sitzungsberichte der
Bayerischen Akad. Wiss. 1947, 5, München 1949), M.
Sprengling, Third Century Iran (Chicago 1953; met uitgave van de
Res gestae). E. Honigmann/A. Maricq, Recherches sur les
Res gestae divi Saporis (Memoires de l'Acad. Royale de
Belgique 47, 4, Bruxelles 1953). A. Maricq, Res gestae divi
Saporis (Syria 35, 1958, 295-360).
(2) Sapor II, de Grote,
koning van 310 tot 379. Het
grootste deel van zijn lange regering was gevuld
met doorgaans succesrijke oorlogen tegen de Romeinen
(Constantius,
Iulianus), expedities tegen
opstandige rijksdelen en binnenvallende aziatische
stammen en vervolging van de christenen.
Na de dood van de romeinse keizer Iulianus (363)
sloot S. met diens opvolger Iovianus een dertigjarige
vrede.
Lit. O. Seeck (PRE 1A, 2334-2354).
(3) Sapor III, zoon van
vorige Sapor, regeerde van 381 tot 388.
Hij hernieuwde in 384 het vredesverdrag met Rome,
waarbij Armenië in een perzische en een romeinse
invloedssfeer verdeeld werd, en schijnt de door zijn
vader begonnen christenvervolgingen beëindigd te
hehben.
Lit. O. Seeck/M. Fluss (PRE 1A, 2354-2356). [Nuchelmans]