Valerianus 253 - 260




Publius Licinius Valerianus werd ca. 190 geboren en was nog voor 238 consul suffectus In 253 werd hij als militair commandant in Raetia door zijn troepen tot keizer uitgeroepen en na de moord op zijn voorganger Aemilianus door de senaat als zodanig erkend. Nog in hetzelfde jaar benoemde hij na zijn aankomst te Rome zijn zoon Gallienus tot mederegent en militair bevelhebber in het Westen, terwijl hij zelf het commando in het Oosten op zich nam. Onder hun bewind werd het rijk van alle kanten belaagd. Alamannen en Franken trokken over de Rijn, de Saksen teisterden de kusten, in 258-259 vielen vielen Mauretaanse bergstammen, de Quinquegentiani, Numidië binnen. In Oost-Europa ging in 257 Dacië verloren aan de Gothen, die de Donau waren overgestoken en zelfs Thessalinice veroverden. Met Pontus-volkeren overmeesterden zij havens en teisterden zij de kusten van de Zwarte Zee, waar in het bijzonder Bithynië te lijden had.

Zeer ernstig was ook de toestand in Azië, waar de Perzen o.l.v. Sapor I Armenië bezetten, de Romeinse provincies bedreigden en in 256 Antiochië innamen. Terwijl Gallienus in het Westen streed, trok Valerianus naar het Oosten, waar hij de Perzen terugdrong en Antiochië heroverde (257). Daarop trok hij naar Bithynië om hulp te bieden tegen de Gothen. Een nieuwe Perzische aanval dwong Valerianus echter naar dat front terug te keren en het belegerde Edessa te hulp te komen (259). Een nederlaag en het uitbreken van de pest in zijn leger dwongen de keizer echter onderhandelingen te openen met Sapor, die hem op arglistige wijze gevangen nam. Reeds in 260 stierf de keizer in Perzische gevangenschap.

Valerianus zette de door keizer Decius begonnen christenvervolging voort. Daarbij keerde hij zich vooral tegen de clerus en aanzienlijke leken ten einde zo de organisatie van de kerk te ondermijnen. Een van zijn bekendste slachtoffers was Cyprianus, bisschop van Carthago, die in 258 de marteldood stierf.


Lit. Zosimus 1, 29-36. - L. Wickert (PRE 13, 488-495). G. Bovini EAA 7, 1087). - A. T. Olmstead, The Mid-Third Century of the hristian Era (Classical Philology 1942, 241-262; 398-420). G. Lopuszanski, La date de la capture de Valérien et la chronologie des empereurs gaulois (Brussel 1951). G. Bersanetti, Valeriano ed Emiliano (Rivista di Filologia e di Istruzione Classica 26, 1948, 257-279). G. Pugliese Caratelli, L'età di Valeriano e di Gallieno. Appunti di storia romana (Pisa 1951). J. Gagé, Comment Sapor a-t-il 'triomphé' de Valérien (Syria 42, 1965, 343-388). Ch. Saumagne, Saint Cyprien, évêque de Cartage, 'pape' de l'Afrique (248-258). Contribution à l'étude des persécutions de Dèce et de Valérien (Paris 1975). W. Kuhoff, Herrschertum und Reichskrise. Die Regierungszeit der römischen Kaiser V. und Gallienus (253-268 n.Chr.) (Bochum 1979). - Portret: B. M. Felletti Maj, Iconografia romana imperiale? (Rome 1958) 50, 215-218; afb. 12 -128. J. Bernoulli, Römische Ikonographie 2, 3 (Stuttgart 1894 = Hildesheim 1969) 163-165. - Munten: H. Mattingly/E. A. Sydenham, The Roman Imperial Coinage 5, 1 (London 1927) 27-63. [A.J. Janssen]



Keizers Rome Lijst van Namen