Constantius II 324 - 361


munt

Constantius II, keizer van 324 tot 361, geboren in 317 te Sirmium in Illyricum als zoon van Constantijn de Grote en Flavia Maxima Fausta. Lichamelijk en geestelijk zeer begaafd, werd Flavius Iulius C. reeds in 324 tot Caesar verheven; hij was tienmaal consul. Bij de dood van Constantijn in 337 vertoefde hij in het Oosten, waar hij voorbereidingen trof voor een oorlog tegen de Perzen.

Nadat verscheidene mannelijke verwanten, vermoedelijk op aanstichten van C., door het leger uit de weg waren geruimd, was de positie van Constantijns zonen Constantinus, C. en Constans van die kant beveiligd; op 9 september 337 namen zij de Augustustitel aan. Op een bijeenkomst in Viminacium (zomer 338) besloten zij, alle anonieme aanklachten te verbranden, alle verwijderde bisschoppen terug te laten keren naar hun zetel en de door de dood van Delmatius vrijgekomen gebieden toe te wijzen aan Constans. C. zelf behield Egypte en het aziatische gebied.

Tussen 338 en 350 deed de perzische koning Sapor II (310-379) talrijke aanvallen op Mesopotamië en bracht de Romeinen zware verliezen toe. Nog in 339 rukte C. uit naar Armenië, waar hij de militaire tucht herstelde; in 348 wist hij Sapor bij Singara een voorlopig halt toe te roepen.

Bij de rijksverdeling had Constans verreweg het grootste gebiedsdeel gekregen. Om zich aan de bevoogding door Constantijn II te onttrekken, zocht hij toenadering tot C., aan wie hij het diocees Thracia afstond (339). In dezelfde tijd bouwde C. Constantinopel verder uit als tweede hoofdstad van het rijk. Doordat na de dood van Constantijn II in 340 diens gebied aan Constans toeviel, werd diens positie nog meer versterkt. Een dreigende oorlog tussen beide keizers werd in 345 door het smeken van de bisschoppen afgewend.

Na de moord op Constans in 350 was C. praktisch alleenheerser. Door zijn vroegtijdige heerschappij was echter zijn gemoed verhard, zodat hij tot vele gruweldaden kwam. Zo verhieven zich dan ook verscheidene mededingers. In Gallië trad Magnentius naar voren, bij wie Italië en Africa zich weldra aansloten. Een tweede tegenkeizer was Vetranio, bevelhebber van de Donaustrijdkrachten, die aanvankelijk door de keizer tegen Magnentius gesteund werd, maar later, na een capitulatie zonder strijd, opzij werd geschoven. Magnentius moest in een bloedige slag bij Mursa aan de Donau in 351 het onderspit delven; in 352 vluchtte hij naar Lyon, waar hij de hand aan zichzelf sloeg (353). Rome had zich, verbitterd over Magnentius' wreedheid, reeds eerder bij C. aangesloten, die thans ook geheel Gallië bezette.

Nieuwe moeilijkheden hadden intussen de Alamannen en de Perzen veroorzaakt. Met de eersten werd vrede gesloten. In Mesopotamië had Sapor in 350 een nieuwe aanval ondernomen, die echter mislukte. In deze omstandigheden begenadigde C. zijn gevangen gezette neef Gallus en belastte hem als Caesar met de oorlog tegen de Perzen. Door zijn losbandigheid echter niet tot een behoorlijk beleid in staat, werd deze in 354 ter verantwoording geroepen en terechtgesteld.

Bron van onrust bleef Gallië. Op 6 november 355 benoemde de keizer wegens de voortdurende dreiging aan de noordelijke en oostelijke grenzen te Milaan op aandrang van Eusebia, met wie hij in 353 gehuwd was, zijn neef Julianus tot Caesar. Deze huwde met C.' zuster Helena.

Nadat C. in de lente van 357 voor het eerst Rome bezocht had, rukte hij op naar de Donau, waar hij de Sarmaten, Sueben en Quaden versloeg. Daarna eiste Sapor weer de nodige aandacht op, die in 359 en 360 Amida, Singara en Bezabde in Mesopotamië veroverde. In Constantinopel rustte de keizer zich uit voor een nieuwe strijd. Daarvoor verlangde hij van Julianus een deel van diens gallische troepen. Deze ontketenden echter in Parijs een oproer en riepen hun bevelhebber tot keizer uit. Omdat de Perzen niet van plan bleken een nieuwe inval te doen, begaf C. zich naar het Westen om met Julianus af te rekenen. Te Tarsus werd hij echter ernstig ziek; op 3 november 361 overleed hij, na de ariaanse doop ontvangen te hebben, te Mopsucrenae.

Zijn voortreffelijke opvoeding maakte C. niet tot een groot vorst. Ofschoon hij over een grote handigheid beschikte, was hij te veel afhankelijk van dienaren en vleiers, en bovenal wantrouwig. Zijn militaire successen waren veelal meer aan geluk dan aan een groot veldheerschap te danken. Zeer geïnteresseerd was de keizer in godsdienstige kwesties. Als ariaan was hij tegenstander van Athanasius en de uitspraken van het concilie van Nicea; Athanasius moest meermalen in ballingschap gaan. Ook Macedonius, de bisschop van Constantinopel, werd in ballingschap gezonden (360). Eusebius van Caesarea raakte met C. in moeilijkheden na de verkiezing van de orthodoxe Melitius op de zetel van Antiochië. C. was een typisch vertegenwoordiger van het caesaropapisme. Ondanks alle bemoeiingen van de keizer om tot eenheid in de kerk te komen, ondanks de talrijke synodes en concilies (343 Serdica, 353 Arelate, 355 Milaan, 357 Sirmium, 359 Ariminum) was bij zijn dood geen enkele godsdienstige kwestie opgelost.

Evenals Constantijn de Grote zag C. in zijn militaire successen de hand van God. Daarnaast schijnt de angst wegens de bedreven moorden hem zijn leven lang niet verlaten te hebben. Een belangrijke bijdrage leverde de keizer tot een verdere uitbouw van Constantinopel tot een stad die volkomen gelijkwaardig moest worden aan Rome; in 359 kwam de definitieve gelijkstelling tot stand door de benoeming van een praefectus urbi. Verscheidene wetten tegen het heidendom danken hun ontstaan aan C. Zo werden op 19 februari 356 de heidense offers op doodstraf verboden.



Lit. O. Seeck (PRE 4, 1044-1094). D. Facenna (EAA 2, 921v). - A. Piganiol, L'empire chrétien (Histoire de Rome 4, 2, Paris 1947). P. Peeters, L'intervention politique de Constance II dans la Grande Arménie en 338 (Bull. Acad. Roy. de Belgique, Classe Lettres 17, 1931, nr. 1, 1047). K. Kraft, Die Taten der Kaiser Constans und Constantius II (Jahrb. fur Numismatik und Geldgeschichte 9, 1958, 141-186). G. Gigli, La dinastia dei secondi Flavii: Costantino II, Costante, Costanzo II (Rome 1959). J. Moreau, Constantius I, Constantinus II, Constantius II, Constans (Jahrb. für Antike und Christentum 2, 1959, 158-184).




Keizers Stamboom Rome Lijst van Namen